Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 16 mei 2025


Eindelijk, mij langs een hoopje begevende, dat nog luidruchtiger en drukker was dan de rest, hoorde ik mij eensklaps bij mijn naam noemen: en, mij omwendende, herkende ik Weinstübe, die met een grooten roemer in de eene en een zweep in de andere hand, den redetwist, waarin hij gewikkeld was, afbrak om mij aan te spreken. "Huyck" riep hij: "foor wien wed jij?"

"Wel Mevrouw!" zeide Reynhove: "'t zou immers een al te groote cruauteit in u zijn, ons niet te permitteeren van zulk een aangename sociëteit te profiteeren." "'t Is solk aen schones wetter," zeide Weinstübe: "en Plaek kan oe immers weer afzetten waar je woelt. We motten toch weer nach Amsterdam mit ten abend." "Welnu! wat zeggen de jonge dames er van?" vroeg Tante: "ik ben wit papier."

Hij vond zich dan ook overal teruggedrongen, zoo vaak hij het beproefde, de uitsluitende gezelschappen der patriciërs binnen te dringen; maar hij gaf daarom den moed niet verloren. Het spreekwoord zegt, dat de Arragoneezen, om een spijker te slaan, geen hamer behoeven, maar hun hoofd gebruiken: en Caspar Weinstübe deed voor de Arragoneezen niet onder.

"Nu! wij blijven ook niet lang meer," zeide Reynhove: "en wij gaan samen heen; maar wij moeten toch het vervolg van het gedicht hooren." "Kottorie neen!" zeide Weinstübe: "wou je nu al opkrassen? het mooie moet nog ankomen." "Wel, het zij zoo!" hernam ik: "maar dan gaan wij ook."

"Wel, stuur Weinstübe op kondschap uit," zeide Reynhove: "maar dat is waar ook: diantre est-il?" "Ja! waar is Weinstübe?" riepen wij allen, onszelven het verwijt doende, dat wij hem niet eerder gemist hadden. "De hemel beware ons!" zeide Tante: "ik hoop niet dat hij overboord is gevallen!"

Caspar Weinstübe, na vruchteloos gepoogd te hebben, zich toegang te verschaffen tot de hoogere kringen der maatschappij, en zich daar een echtvriendin te zoeken, toch niet ongehuwd willende sterven, trouwde met zijn keukenmeid, bij wie hij ettelijke kinderen verwekte, die, betere opvoeding ontvangende dan hem te beurt was gevallen, hun geringe afkomst langzamerhand deden vergeten: ook zij wonnen geld, en hun nageslacht verkeert thans dagelijks met die familiën, wier bekäntschafft de wellust van Caspar zoû hebben uitgemaakt.

"Maar was hiendert das?" vroeg een van Lodewijks kameraden in zijn platduitschen tongval, terwijl hij de jonge meisjes beurtelings op een vrij onbescheiden wijze aanzag: "zoo je ze kent, kottorie! tes te peter, dan oef je te kennisch niet te machen." "Stil, zeide Lodewijk, hem aanstootende: "Mevrouw Van Bempden, uw dienaar: ik stel u den Heer Weinstübe voor, en den Heer Reynhove. Mijne Heeren!

Niettegenstaande het beklag van Reynhove en van Weinstübe, dat de dames hen zoo spoedig weder verlaten wilden, begon Lodewijk, die misschien in zijn hart wel van ons ontslagen wenschte te zijn, bereids klarigheid te maken om den steven te wenden, toen Henriëtte hem een vraag deed, welke, hoe onschuldig ook, de gewichtigste gevolgen had.

Hier liepen de tranen den man, wien de wijn in een aandoenlijke stemming gebracht had, langs de wangen. "Wat ist das!" vroeg Weinstübe: "wat hebje te hijlen und te lamenteeren? Trink liever een schlok, dan dat je zoo staat te balken."

"Ik geloof inderdaad," zeide Reynhove, "dat uw positie verre van amusant was; maar laat u raden, Weinstübe, en vertel dat gedeelte uwer lotgevallen aan niemand over. Het is waarlijk al te vernederend, om, wanneer men zulk een schoone kans heeft geloopen in de open zee te verdrinken, slechts in een stinksloot te land te komen."

Woord Van De Dag

vuistdreigend

Anderen Op Zoek