United States or Saint Martin ? Vote for the TOP Country of the Week !


De kinderen kregen allen verlof, tot tien uren op te blijven: en de avond liep zoo genoeglijk af als men bij mogelijkheid verlangen kon: ja de algemeene vreugde werd door geen ander toeval gestoord, dan dat Tante Letje door het afbrokkelen van een stuk taart, een confituurvlek op haar hagelwitten halsdoek kreeg, en dat Jakob een half glas wijn stortte over eene der prenten, welke hij van Tante Van Bempden gekregen had: twee ongevallen, die echter, zooverre mij gebleken is, geen blijvenden indruk bij de lijdende partijen achterlieten.

"Ik weet het niet, Mijnheer!" antwoordde zij, op de klok ziende, als iemand, die vertrekken wil, maar het bezoek toch niet korter wil maken dan de betamelijkheid vordert. "UEd. komt toch, Tante?" vroeg Suzanna. "Ik heb de noodiging aangenomen," antwoordde Tante, "ofschoon ik wel gewenscht had, dat zuster Van Bempden een anderen dan den dag van Zaterdag tot deze feestviering had uitgekozen.

"Voorwaar!" dacht ik, "mijn goede tante Van Bempden, die ginds haar buitenplaats altijd vol gasten heeft, denkt thans weinig, dat haar neef hier eenzaam door de heide kuiert ... ik ben ook wel dwaas geweest, dat ik haar niet geschreven heb: de goede vrouw had mij zeker haar koets te Amersfoort gezonden, en dan was ik vrij wat meer op mijn gemak en vrij wat royaler de provincie binnengekomen;... maar dan had ik ook Henriëtte Blaek niet ontmoet."

Tusschen het handelshuis van Bempden van Baaien en Co. te Amsterdam en een ander huis te Livorno, hadden, sedert een geruimen tijd, over een netelige handelsquaestie, briefwisselingen bestaan, welke tot geen beslissing leidden.

Ik oogde hem bekommerd na; want een geheim voorgevoel, of liever de opsomming van het vroeger voorgevallene, zeide mij, dat het opontbod mijns vaders in verband stond met het opsporen van Van Lintz. En ik werd niet weinig in mijn vermoedens versterkt toen dezelfde bediende mij een oogenblik later kwam zeggen, dat mijn vader mij liet roepen. "Wel zoo! vertrekt gij ook al?" vroeg Tante Van Bempden.

"Ik hoop," zeide Henriëtte tegen Suzanna: "dat de gezondheid van die goede Mevrouw Van Bempden maar geen slechte gevolgen moge ondervinden van dezen ongelukkigen tocht." "Ik hoop het met u," zeide ik: "maar ik durf denzelfden wensch koesteren met betrekking tot allen, die van de partij zijn geweest."

"Nu zel je mij toch niet ontkennen," zeide hij: "dat je Sander Gerritsz bent en dat ik je op het buiten van Mevrouw Van Bempden heb gepraaid." "Stil wat!" fluisterde ik, bevreesd, dat de Dokter, die juist de herberg intrad, hem hooren zoude. "Neen voorwaar niet, mijn goede Schipper!" antwoordde Sander, hem de hand toestekende: "maar laat het tusschen ons blijven.

De gasten, die Tante Van Bempden verwachtte, waren den volgenden morgen op hun tijd aanwezig: het waren, behalve mijn ouders met al hun kroost, Tante Letje en een half dozijn neven en nichten uit de stad, waarvan het onnoodig zou zijn hier de afbeeldingen te geven, daar zij op alle mogelijke neven en nichten geleken.

Indien mijn waarde lezers het bovenstaande nauwkeurig hebben gelezen en onthouden, zullen zij zonder veel moeite kunnen uitrekenen, dat de dag, volgende op dien, waarop mijn ontmoeting ten huize van Heynsz plaats had, een Zaterdag was, en wel die, waarop Tante Van Bempden mijn zuster en mij zou komen afhalen om ons naar haar buitengoed te begeven. Niet veel later dan negen uren hield haar koets voor onze deur stil, terwijl Suzanna en ik reeds een geruime poos in de zijkamer hadden staan draaien, onze zakuurwerken met de staande klok vergeleken, over den juisten tijd gekibbeld, en het oneens waren geweest of de Muntklok voor- of achteruitgezet was, en voor de tiende maal aan onze moeder haar tienmaal herhaalde vraag, of wij niets hadden vergeten van hetgeen wij buiten noodig hadden, beantwoord, en gegaapt en opgestaan en weer gaan zitten en alle dergelijke belangrijke handelingen meer bedreven, die men niet doet dan alleen wanneer men wacht en zich verveelt. Na afscheid genomen te hebben van mijn moeder, die ons tot op de stoep vergezelde, hielp ik Suzanna in het rijtuig, van waar mijn Tante haar reeds het welkom toeriep. Ik hoorde mijn zuster een kreet van verbazing uiten, stapte na naar het portier binnen, en, vond mij nez-

Uit de eerste kwam mijn moeder met Susanna en tante Letje: uit de tweede tante Van Bempden: en weldra traden de vier dames de kamer in: tante Letje, in haar effen violetkleurig taffen gewaad, met haar stijve neepmuts, zonder eenig cieraad, dan haar prachtigen kerkbijbel met schildpadden band en gouden sloten: en tante Van Bempden met hare fontanges, Brusselsche kanten, en honderden van linten en kwikken: twee volkomen kontrasten; maar beide, elk in haar soort, voortreffelijke menschen.