Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juli 2025
Daar is de stille, effen grijze sfeer der moderne devotie, de ernstige mannen en de gedweeë burgervrouwtjes, die hun toeverlaat zochten in de Fraterhuizen en bij de Windesheimers, waar de verre zachte branding der Imitatio fluistert, de sfeer ook van Ruusbroec en de heilige Colette. Dat is de sfeer, waarin voor ons gevoel de kunst der Van Eyck's, met haar vrome, stille mystiek, zou passen.
Bij die hevige wroeging, bij dit brandend berouw, hoe worden er de ikheidssentimentjes van de meesten onzer decadenten onwezenlijk en lafjes bij. Hoor dit geluid: "Dat iedereen, dien 't hongert, hedenavond binnentrede Neme van 't heilig Feest zijn maat" Mijn voet valt doodsvermoeid, o, kon ik keeren tot dien vrede, Der vromen toeverlaat.
Een menigte vrouwen en meisjes, in witte cataclista, die sleepte, en gesluierd, traden uit en haar volgden de opperpriesters; zij waren geheel geschoren de kruinen, die glinsterden; zij stelden de starrebeelden voor van de Groote Dienst en zij droegen de heilige symbolen: de Gondellamp, het Altaar van Toeverlaat, den Arm der Rechtvaardigheid met opene Hand; de gouden vazen, die zijn als vrouweborsten, en waarmede de melkplengingen worden volbracht.
Van der Hoogen ging daarop mijnheer en mevrouw Kegge bezighouden, en Henriette trad op den bloemruiker toe, haalde er het biljet uit en borg het in haar ceinture, evenwel zoo handig niet of ik bemerkte het volkomen; zij vermoedde dit, en kreeg een kleur. De kaketoe werd daarop haar toeverlaat. Zij hield hem een stukje beschuit voor. "Wat zegt Coco dan tegen de vrouw?"
Wij voelen stille zegeningen trillen in ons handen, vlammen die vredig in ons als havenlichten branden, nu moeten wij komen een voor een: naar uw mantel die van peerlen als een toren rondt, naar het kwelende lied van uw oerfrisse mond, naar uw melk-overdaad, uw blanke wonder van toeverlaat, O Moeder, eeuwige moeder, Volk!
't Berouwt me: ijdel en haastig woorden zijn: Smart is een wijle blind, en zoo was mijn': Niets wat er leeft wensch ik dat lijdend zij. Wee mij, wee, Dat Hij u eindlijk buigen deê! Klaagt, huilt luid, Land en Zee, Aarde's gescheurde hart krijt mee! Geesten der levenden en dooden, schreit! Uw toeverlaat en steun thans overwonnen leit. Thans overwonnen leit? Verwonnen leit!
Maar zoete jonkver, dat u God moge eeren, nu zeg mij ook door uwe genade: is de Koning, uw hooge vader, mijn heer niet meer booze te moede? Ik denk niet, Amadijs. Zult gij weder, o mijn zoete princesse, wen uw vader mijn heere booze is, hem voorspraak en toeverlaat wezen, Sinte Marië gelijk?
Dien middag, dat Charis sliep, door de maagden in slaap gezongen onder een dicht rozen-begroeid traliewerk de witte rozen hingen, de traliën langs, langs haar heen zag ik haar, van uit de weide, met liefde, geluk en weemoed aan. Zomerzonneschijn golfde omlaag. En toen dwaalde ik verder tusschen de vijverplassen, die blonken en blikkerden goud en blauw, overbloeid met de ontlokene bloemen. En naderde het altaar van Venus-Afrodite tusschen het roode-rozenbosch. De godin rees marmer en wonderschoon achter haar altaar in de purperen schaduw. Het boschje zoemde vol van verliefde vliegjes, die dansten. De duiven, die er nestelden, klapwiekten er uit op en zilverden over de stralende lucht. En ik boog de voorpooten; ik knielde neêr. En ik bad: Heilige godin, bad ik. Wees mijn toeverlaat, wees onze toeverlaat! Help ons! Charis, betooverd, heeft in mijn ezelvorm lief Charmides, dien zij z
Ook de brief gericht aan de secretarissen-generaal is in zijn geheel opgenomen. F.C. Meijster, opende op die dag de avondzitting met het laten zingen van Ps. 46:6: De Heer, de God der legerscharen, Is met ons, hoedt ons in gevaren. De Heer, de God van Jakobs zaad, Is ons een burcht, een toeverlaat. Daarna werd de bespreking van het rapport voortgezet en beeindigd.
Vergelijk mij niet, o Amadijs, met de heilige Moeder van God, die voor ons geboren wierd, maar wees gewes: ik zal immer mijn oom Gawein toeverlaat en voorspraak wezen. Hebt gij hem lief, princes? De schildknaap verried zich geheel. Ysabele lachte heel zacht hem toe en zij zeide: Ik heb Gawein lief, o Amadijs, met mijne bewondering.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek