United States or Poland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zijn gepeinzen brachten hem niet nader tot een besluit, en eindelik kwam hij tot de overtuiging, de zaak in de avond opnieuw met Cilliers en van Staden te moeten bespreken, en zich alsdan door omstandigheden te laten leiden. Uijs zag verbaasd op, toen die avond, behalve de twee bezoekers die hij verwachtte, ook Maritz en Potgieter zijn tent binnentraden.

Frans van Staden had zijn vriend Karel, door zijn laatste aanmerking ietwat gebelgd, zien vertrekken, en was rustig blijven doorroken, totdat het gedrang bij de lagerpoort begon te verminderen. »Zie zo," zei hij toen tot zichzelf: »nu zal ik Stoffel en Piet ook eventjes gaan groeten. Doch ik zal eerst maar mijn ou Sanna en bandelier op hun hangplek brengen."

Daar wenden wij ons links af naar Thourout en zonder deze stad te naderen, bereiken wij de baan naar Staden en naar Yperen.... Geef mij de hand, heer proost; want hier is eene drooge gracht die wij overstappen moeten. Wij verlaten de groote baan." De proost liet zich leiden. Hij drong aan de hand van Ivo in een dicht bosch.

Toen Uijs met Frans van Staden op het bepaalde uur de ruime veldtent waarin de Krijgsraad zitting zou houden, binnen trad, was deze reeds gevuld met de voormannen der Boeren.

Slechts omtrent een open vlek, dat men Staden noemt, vonden wij eerst een duizendtal vijanden, en tastten hen onmiddellijk aan met al onze macht. Het is onbegrijpelijk welken hardnekkigen tegenstand deze lieden ons boden. Wij moesten elk huis van Staden elke plooi des gronds, elke gracht, eiken boom stormenderhand innemen.

Oom Stoffel kan ter nauwernood nu zijn afdeling hebben bereikt." »Neef Karel, je droomt. Het schijnt me, dat je Stoffel van Staden en Piet Uijs geen van beiden kent. Stoffel heeft dag en nacht doorgereden, en aan Piet rapport gedaan; en Piet heeft zijn lager achtergelaten, en is dadelik met een paardekommando gekomen om ons te helpen.

De gulle lach van inwendige blijdschap blonk op zijn gelaat, toen hij op Stoffel van Staden toetrad, en hem de hand schudde, alsof hij bezig was, de blaasbalg van een smid te trekken. »Ou boet!" riep hij uit, »jij hebt je knap gedragen; ik ben zo blij je weer terug te zien. Ik was bang, dat die oude beenderen van jou, door dat langdurig paardrijden, losgeschud en uit mekaar gevallen zouden zijn."

Verhalen van oorlogen en gevechten, zooals in een veel vroeger eeuw de Friesche zanger BERNLEF er zong, werden ook in MAERLANT'S tijd blijkbaar nog altijd tot liederen verwerkt. In zijn roman van Alexander zegt hij: Alse die liede seghe ghewinnen, Spreectmen verre van haren daden Ende singht er af in meneghen staden.

Zoo kwam het dat op dien dag, in den morgen, de Erembalds van Brugge, ten getalle van wel dertig, omtrent Staden, op de baan naar Yperen voorbijreden. Zij hadden den nacht te Thorhout doorgebracht en waren laat genoeg te paard gestegen om niet voor het bepaald uur te Yperen aan te komen.

't Was onze vriend Frans van Staden, die nu het woord nam. »Vrienden," zei hij, »dertig jaren geleden, toen ik bij zekere gelegenheid ook mijn woordje wilde bijdragen, werd mij toegevoegd: »De jongeling zwijge in de gemeente." Sedert die tijd ben ik ouder geworden, en ik verbeeld me, dat ik nu oud genoeg ben om ook mijn mening uit te spreken; want ik verzeker u, mijn eigen mening heb ik.