Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 2 juni 2025
De koude was bijtend, en voor den vlammenden haard zat Pallieter nu een pijp te smoren. Marieke zat te naaien nevens hem, en Charlot was in de andere plaats aan 't kousen stoppen. Het was stil en innig. Tybaert lag op Marieke's schoot te ronken, de hangklok tikte kalm over end' weer en boven het vuur zong de geelkoperen moor.
Hij lag te halftien des avonds op zijn legerstede te ronken, toen zijn dienaar Bouke opeens half naakt voor hem verscheen, en hem wekte met dit spreekwoord: "hoe later op den dag, hoe schooner volk! daar is iemand vanwege Zijne Excellentie, om UEd. te spreken."
"Zoo zij wilden vertrekken," zeide de Graaf, "hadden wij hun daartoe reeds toebereidselen zien maken; doch neen: de meesten ronken nog onder hun tenten: alleen de toegangen zijn bezet; waarschijnlijk wachten zij versterking uit het hoofdleger, of willen zij ons door honger tot de overgave dwingen; maar bij mijn zwaard! zij zullen alleen over mijn lichaam in het slot mijns vaders komen."
Maar 't is benauwd in de kamer, oordeelde Snepvangers, en 't riekt naar haring. Ge droomt, Snepvangers, Ook goed, onderwierp zich de man. Hij lei zijn valiesje boven zijn hoofdkussen, vleide zich neer en begon direct te ronken. Madame kon niet slapen, lag te woelen en te zuchten. Zij dacht aan de kinderen. Wat zou er met hen gebeurd zijn?
Men zou gezegd hebben, dat het een slagveld was met dooden bedekt. Mannen, vrouwen en kinderen lagen hier op en door elkander, terwijl men op korten afstand nog eenige beschonkenen hoorde ronken. Op den achtergrond tusschen dicht geboomte zag men onduidelijk de omtrekken van de pagode.
Tot elf uur 's avonds had-ie in het ruim van het kolenschip gewerkt. Zwart van vuil was-die met z'n kameraden 'n kroeg binnengeloopen. Ze hadden er geborreld tot middernacht. Ze hadden er gelachen, gedold, geschreeuwd, vol drankvroolijkheid. Thuis was-die naast z'n vrouw, die al lang lag te ronken, in bed gekropen. Donker was 't in de kamer.
Geërgerd trad hij binnen, vloeken op de lippen het ruige, diep-doorgroefde weer-bruine gelaat, vertrokken; onder de norsch-bijeenplooiende stoppelige wenkbrauwen flikkerden kwaadaardig de staal-grijze oogen, anders klein en waterig ... Met een smak smeet Geerten de kamerdeur open. In 't vertrek hing een stinkende rookwalm. De lamp smookte fel, alles hullend in een halve duisternis, waarin de schrale manke meubels schenen weg te kruipen ... Uit de alkoof aan de andere zijde der kamer, steeg zacht een ronken ... Geerten bleef sprakeloos ... Met een zwaren bons plofte zijn dicht-gebalde knokkelvuist op de krakerige tafel neer, doende rinkelen de vuile besmeerde borden en tassen, achteloos bijeen-geschoven. Het snorken hield een oogenblik op, ging over in fel-blazen. Haastig draaide Geert de lamp omlaag, liep dan op de bedstêe toe, nam zijn slapende vrouw heftig bij den arm, schudde nijdig. Heur jeneveradem sloeg hem tegen ... Met een wilden ruk, sleurde hij ze 't bed uit ... "Allez, zatte teef! Allez-hop!!" ... Zich de rood-beloopen, vies-ontstoken oogen wrijvend, stond Trees overeind, geeuwde lang met wijd-opengespalkten mond en traag-strekkende armen bij 't kraken der gewrichten, deed dan met sleep-zware voeten een loomen stap naar de tafel ... sprakeloos. Ze wankelde nog even, bewoog moeielijk de dikke tong, wilde de flesch, waarin kristallig-klaarde den verlokkenden drank, grijpen ... Met weerlicht-plotsen greep trok Geerten ze uit heur handen, zette ze op tafel ... Dan, ten einde geduld, inwendig ziedend, langde hij een blikken schaal van de kast, vulde ze rap met water en kletste dit Trees in 't koddig-grijnzende gezicht ... Dit hielp, als altijd ... het deed Geerten stuiplachen en bracht zijn kwade luim tot bedaren: "En, nu vooruit met den bik!" Traag sleffend over de gespleten, vuile roode tegels, haalde Trees een haring uit de kast, zette hem op tafel naast een kom koûwe koffie ... "Eerst mijnen mond wat spoelen," zei Geerten, zette de jeneverflesch aan den mond, liet den drank wat heen en weer klokken tusschen zijn bolle kaken, slokte dan smakkend door ... "Geef mijnen boek! Pruttige!" Nog langzamer, als met looden schoenen, sloefte Trees door de kamer, naar de deur, waarboven op een plankje smerige drie-cent afleveringen van bloederige liefde-romans in 't opgehoopte stof, gestapeld lagen, nam een lijvig deel er-af en reikte het haren man over ... Den velligen haring in de gekromde dikke vingers, nu en dan met de vuil-gele nagels een graatje van tusschen zijn tanden verwijderend, zat hij gretig-peuzelend te lezen hoe de jonge graaf van Salverda de jeugdige dienstmaagd door mooie beloften en suikerzoete liflafferijen verleidde, in het eeuwenoude kasteel zijner voorvaderen, juist den avond van den dag, waarop hij zich met de prachtige bruinoogige Don
Uilenspiegel zocht iets te drinken, dat hem verwarmen kon. De boogschutter Riesencraft, een Hoogduitscher, een mager, reusachtig en wreedaardig man, die nevens hem op zijn peerd zat te ronken, rook geweldig naar brandewijn. Uilenspiegel zocht naar de flesch op het kruis van zijn peerd, en vond ze aan zijnen schouderband geknoopt.
"Daar ligt de Leidsche koopman in lakens al sedert een half uur te ronken," zeide de dienstmaagd, die zich weer bij hen gevoegd had: "de man wenschte morgen met den dag weer op reis te gaan."
's Anderen daags, rond den middag, trad hij in de kamer zijns vriends en vond hem nog in zijne koets aan 't ronken. Naast hem lag een fijn geborduurde beugeltasch. Hij opende die en zag dat ze met gouden karolussen en zilveren oortjes gevuld was. Hij schudde Lamme om hem wakker te maken; deze schoot uit zijn slaap, wreef zich de oogen en, ongerust rondom zich kijkend, vroeg hij: Mijne vrouw?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek