Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 30 juni 2025
Met nederig afstel van de gewone staatsie rijdt Philips Brussel binnen; haastig stijgt hij af buiten het paleis, gaat binnen en loopt snel door. Daar ziet hij den dauphin, die met de hertogin zijn vertrek heeft verlaten, en hem op het binnenplein met open armen tegemoetkomt. Terstond ontbloot de oude hertog het hoofd, valt even op zijn knieën, en loopt dan haastig weer verder.
Om den verloren tijd in te halen trapt hij woest voort; te groote snelheid: drie mark. Hij rijdt door een straat, waar de passage voor wielrijders verboden is: drie mark. In den snellen gang is zijn bel los geraakt: een agent beboet hem, omdat de bel geen helder geluid geeft: drie mark. Die boeten, die hem ophouden, houden hem op straat tot het donker wordt. Hij heeft geen lantaarn: drie mark.
Ik acht den arme,» zeide zij, «bij God staat hij hooger aangeschreven dan menige rijke, maar hier op aarde moet men er zich voor wachten, in een verkeerd spoor te komen, als men voorwaarts rijdt; anders slaat het rijtuig omver, en je zult beiden omverslaan!
Zij wedden om hun graafschappen en graaf Lysiart rijdt naar het slot van Oriaut met de groeten van haar geliefde en de boodschap dat zij verzocht wordt hem goed te ontvangen. Oriaut staat juist als hij komt in het raam van haar torenkamer naar het gezang der vogeltjes te luisteren en liederen van Poitou te zingen terwijl zij aldoor aan haar hartevriend denkt.
"Men heeft er dien naam aan gegeven, omdat hij zoo diep en smal is, dat het licht der zon er nooit in doordringen kan, en het in zijn diepte altijd, zelfs op klaarlichten dag, stikdonkere nacht is. Vandaar de benaming Nacht-canon. Men rijdt daar, omstreeks den middagtijd, in een vrij donker schemerduister. En .... kijkt eens, daarbeneden!"
Het verdere gedeelte der reis was zeer eentonig en eenzaam; wanneer men den geheelen dag op zijn muildier zit, en geen aanspraak heeft, verveelt men zich, hoe wisselvallig het landschap ook zij waardoor men rijdt.
Onze kales rijdt in vollen galop door de stad, en onze vlugge postpaarden brengen ons weldra aan het logement, waar wij afstijgen, gevolgd en aangegaapt door de inwoners, in menigte toegestroomd om de vreemdelingen te bekijken. Jong of oud, zijn deze toeschouwers genoegzaam zonder uitzondering leelijk.
’t Begint zachtjes te sneeuwen; dat helpt den Bobberd aan een klant. Met lachend gezicht rijdt hij weg en hoort de spijtige woorden niet van den manke, die hem naroept: „Gelukkige vent, jij bent er alweer uit met een prijs!” Verlangend ziet de overgebleven snorder naar de reizigers, die in steeds kleiner aantal hem voorbijkomen.
Het staat bij de Jaffapoort, en rijdt met twee driftige Arabische paardjes. De koetsier is in Mekka geweest. Hij zou dus een groenen doek mogen dragen rondom zijn fez, dien wij tarboes noemen. Maar dit doet hij niet. Hij zal het later doen, wanneer hij ouder is geworden, 't Zou nu nog niet passen. Omdat hij in Mekka is geweest, zegt zelfs de oneerbiedige Adil Had; tegen hem.
Hij rijdt op dit oogenblik zeker in den ouden, gelen postwagen en zit tegenover zijne Blanka, in de aangenaamste stemming die hij wenschen kan; de overste vertelt anekdoten, en zij verheugen zich allen in het vooruitzicht van een warm avondmaal, en van uw vriendelijk gezicht, mijn moedertje." De barones schrikte opeens. "Wat scheelt u, mama?" vroeg Nelly angstig.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek