United States or American Samoa ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een zucht, zoo naar als een gehuil, ontvloog der borst van Quinten; hij bedekte zijn aangezicht met beide handen en sprak met eene stem, die zulke geweldige ontroering te kennen gaf, dat men mocht vreezen, dat zijn levensdraad ging breken: "Gij hebt honger, moeder; sedert drie dagen hebt gij niets gegeten. Denkt gij, dat ik het niet weet?

O, God zij mij getuige, dat ik in voor mijn kind te lijden den eenigen troost vind, die mij nog op aarde overblijft." "Armen hebben, die tot niets goed zijn!" riep Quinten met wanhoop, "naar den arbeid als naar de zaligheid snakken, en weten, dat zijne moeder van honger vergaat, zonder haar een stuk zuur brood te kunnen bezorgen! Hemel, ik ware uwe genade onwaardig, indien ik niet stierf!"

Quinten stond met geweld van zijnen zetel op, en zich met fierheid tot de non keerende, sprak hij: "Zuster Ursula, er is noch smid, noch tapissier, noch schilder, die eene pomp maken zal gelijk de pomp, die Quinten Massys op de Handschoenmarkt gemaakt heeft!

De Abdisse, wat dichter bij hem naderende en hem zijne eerste printen toonende, vroeg met eene stem, die van veel welwillendheid getuigde: "Zijt gij het, jongeling, die deze printen geschildert hebt?" "Ja, vrouw Abdisse," antwoordde Quinten met een bang hart, "maar ik hoop, indien ik uwe gunste mocht verwerven, dat ik mettertijd meer bekwaamheid krijgen zou.

De ontsteltenis der weduwe was zoo groot, dat zij niet van het brood nuttigen kon; hetgeen toch voor dit oogenblik zoozeer niet behoefde, want de gedronken wijn had haar genoeg krachten gegeven. Terwijl de non bezig was met haar tot eten aan te manen, had Quinten ongevoeliglijk eene der handen van zuster Ursula tot zich getrokken, zonder dat deze het had bemerkt.

Dan vatte de bedrukte moeder, ziende wat hevige zielestrijd van hoop, van liefde en van doodende foltering in haren zoon omging, zijne beenige hand en zuchtte vol ontroering; een enkel woord rolde slechts van hare lippen, de naam van haren stervenden zoon: "Quinten! o, Quinten!..."

Uwe moeder kome met mij naar ter Zieken, ik zal haar verven en penseelen medegeven." "Ga, moeder, ga spoedig!" riep Quinten met verrukking. "Och, nu zal ik kunnen werken, en, geluk ik in mijnen arbeid, dan genees ik zeker, want gij zult om mij niet meer honger lijden. Ga gauw!"

De vromen, dat zijn hier de middeleeuwschen van geest. Voor dezen groote is de oude schoonheid een zaak der kleinen en zwakken geworden. Niet allen oordeelden zoo. Voor Dürer en Quinten Metsys, en voor Jan van Scorel, die de Aanbidding van het Lam heet te hebben gekust, was de oude kunst geenszins dood. Maar het is Michel Angelo, die hier in meer volstrekten zin de Renaissance vertegenwoordigt.

Gij hebt mij ook bemind en als een goed zoon en door uw dagelijksch arbeidszweet voor uwe moeder gezorgd. Welaan, Quinten, indien het dan toch zijn moet, indien wij sterven moeten, en dat de ziekte u, en de honger mij in het graf sleepen moeten ... o, dan blijft er ons toch nog eene zalige zekerheid over: wij sterven samen!"

Dit laatste gezegde gaf aan Quinten meer zalige ontroering dan men kan begrijpen; hij stuurde eenen dankbaren blik tot zuster Ursula en zuchtte: "Voor u, voor u zal ik altijd bidden, en mijne moeder ook!"