Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 juli 2025
O, hij was blij zijn vriend nu weêr eens bij zich te hebben; véel had hij altijd van Bertie gehouden, juist, omdat Bertie zoo geheel anders was dan hij, met iets als een poes; verzot op gemak en koestering en nu en dan hevig aangedrongen om weg te loopen over daken en goten, zich te bezoedelen met modder, zich te wentelen in vuiligheid, om daarna terug te komen om zich te warmen en te lekken.
Ik ruik er niets dan den theeketel, die nog lang niet dikwijls genoeg gebruikt is om niet te stinken, en ik zie er, behalve de voormelde poes, niemand anders dan mijn deftigen oom, die met den rug naar het vuur gekeerd, en met de handen op dien rug, beschenen wordt door de vier waskaarsen op de vergulde lustres aan zijn schoorsteen, en wiens beeld zich weerkaatst in den spiegel tegenover hem.
»Och, wat zou de poes!" zei de juffrouw half knorrend, half lachend, terwijl dominé in zijne verslagenheid stokstijf naar de ledige plaats stond te kijken, alsof hij op eene verschijning hoopte. »Dan moet ie met handen zijn weggenomen!" riep Antje, de hare in de zijde zettende als protest harer onschuld.
"Dank je wel, als ik ze alle weggeef, blijft er voor mij zelf niets over." "U hebt ze toch zelf eerst een poosje mogen houden," zei Bob. "Dat is waar ook," lachte vader, "en als poes toevallig op de muizenjacht is en Bruno maakt een wandeling met vriend Turk, dan houd ik ze stil zelf, hoor."
"Ik zou denken, dat twee lange wandelingen per dag genoeg waren. Het is koud en akelig buiten, en ik raad je, liever warm en droog bij 't vuur te blijven, zooals ik van plan ben," zei Meta huiverend. "Ik volg nooit iemands raad op, ik kan niet den heelen dag stilzitten, en omdat ik nu eenmaal geen poes ben, houd ik er niet van bij het vuur te zitten dommelen.
Een beetje verder, aan een leemen huizeken, zagen zij een kat aan de deur zitten met een gezicht gelijk Pietje de Dood, en haar miauw! miauw! scheen uit 'nen grafkelder te komen. "Wat is er met u gebeurd?" vroeg Langoor. "Ja", zei de poes, "vraag mij zoo'n dingen! Ik ben half blind van ouderdom, en kan bijkans geene muizen meer vangen.
Boven. Daar zat ze, midden op den vloer, de door de kou geslagene, ijselijk in het licht, de twee voorpootjes naast elkaâr geblokt op den grond. Rechtop zat ze op den zoom der schaduw van het doek op den ezel. Was dat mijn poes, mijn kleine poes? Neen, neen, dat was een vreemd beest, een oud beest, een verloopen beest.
Had ik onder de vonkenkolom dóor mijn poes niet zien schuiven uit haar sterfhoek? Had ik niet een klein donker geslinger gezien naar het open buiten? Maar de jongen bleef vlammen spuwen, zij vlogen en stoven de deur uit, want met een laatste inspanning van zijn longen en wangen spoot hij zijn bek leêg.
Dat moet toch wel beestengeluk zijn, het echte, groote beestengeluk, waarvan de menschen in hun wijsheid niets begrijpen, het beestengeluk, waarvan de kracht, de grootte door niemand benaderd kan worden. Poes lag met wijd-open strak-groen-lichtende oogen.
"En jij niet tot spreeuw," plaagde Nel terug, "want aan vroeg opstaan heb jij een broertje dood." "Daar zal ik ook altijd voor oppassen, als ik al eens spreeuw mocht worden; want vogeltjes, die te vroeg zingen, zijn immers voor de poes?" "En nu stel ik voor," zei vader, "dat wij hier eens een poosje aan den kant van den weg gaan zitten.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek