Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


't Is geen geringe goedheid van God, dat Hij nu doet zien, juist in zulke verdorven tijden, hoeveel wij waard zijn!" "Na dit lesje zal generaaltje Mal Agüero zich op zijn lippen bijten," antwoordde een ander. "Wat zou er van hem geworden zijn zonder de corporaties?" "En om het feest beter te vieren, moet aan den broederkok en den rentmeester gezegd worden... gaudeamus drie dagen lang!" "Amen!

Nog dien zelfden morgen toonde zij lachend het bewuste briefje aan hare ouders, met de verzekering, dat ze niet begreep wat die jongen bedoelde; of hij misschien om háár.... doch hemel! dat zou te bespottelijk zijn! Die jonge onbeduidende heertjes verbeelden zich somtijds zooveel; 't was om te lachen! Oscar was een aardige jongen, maar zóó mal had ze niet gedacht dat hij wezen zou.

En hoe wij woordeloos 't heelal doordacht hadden, hoe God ons hoofd, ons hart en ons ruggemerg gevuld had en hoe mal zij zouden kijken, als wij hun dat zouden zeggen. En hoe zij met al hun geld en hun reizen naar Zwitserland en Italië en Godweetwaarheen en met al hun knapheid en bedrijvigheid dat nooit zouden kunnen beleven.

Vrouw Smul kon zich in het eerste oogenblik maar niet begrijpen, wat er gebeurd was, zoo snel was het in zijn werk gegaan, en zij gaf een gil van den schrik. Doos en taart liet zij op den vloer vallen, en zij vluchtte op een draf den winkel uit en de huiskamer in, waar Anneke in een schaterlach uitbarstte, zoo mal zag baker er uit.

Zoo gauw had het kind niet zijn wapen neergelegd, of deze hoog oplaaiende oorlogswoede zakte als door tooverslag ineen. De menschen ontdekten eensklaps, dat zij wel mal waren geweest, elkaar te dooden, om te weten te komen wie gelijk had en besloten zich op 't oordeel van hen, die den strijd gadesloegen, te beroepen.

De kameraadjes hielden hem graag een beetje voor den mal met zijn voorname liefde, en hij kon het nu best velen en ook even meelachen, gelukkig zelfs dat het gesprek zoo ongegeneerd over haar liep. Maar in het dorpje, onder de aristocratische bescherming der regeerende kasteelen, werd zij dadelijk weer de ongenaakbare godin, waarnaar hij zelfs niet op dorst kijken.

Voor Mevr. Holst bewijst deze daad slechts, hoe klein de "zedelijke kracht is in den jongeling;" voor mij: hoe zij 't ook is gebleven in den man. Want had deze in zijn geheele leven geen poging moeten doen, Marion terug te vinden, om zooveel mogelijk goed te maken, wat hij bedorven had? "Qui sait?" Hij had moeten weten. Goed! èven aangenomen, dat hij, gelijk hij beweert, inderdaad de kracht miste, de daad ooit aan een vriend, zelfs aan Mad. de Warens te biechten, dan nog had hij kunnen en moeten pogen háár te vinden. Daarvoor had hij de kracht en de deugd moeten hebben. Hij had ze niet. Dáár ligt de zedelijke depravatie van den man. Indien Mevr. Holst zegt, dat uit zijn katholiek worden blijkt, "dat de zedelijke gloeden van het kind zijn ondergegaan in den knaap" en er dan aan toevoegt: "eens zullen zij weer opleven: het kind is vader van den man," dan is dat wel een mooie psychologische ... gemeenplaats, maar de toepasselijkheid op het geval-Rousseau let wel: wat de daden en vooral de gevoelens der lagere persoonlijkheid betreft! laat zich zoeken en het meest in de zaak Marion. Deze man, die zègt nauwelijks een dag zonder wroeging te zijn geweest, schrijft aan Mad. d'Epinay: "Moi qui ne fis jamais de mal

Berend stond eerst mal te kijken, maar zocht den ontstemden boer, door gunstig gekozen woorden tot bedaren te brengen, en verhaalde: hoe hij toevallig de bijeenkomst achter 't huus had bijgewoond, en 't van zien plicht had gerêkend, den boer d'r kennis af te geven; dat ie 'm volstrekt niet behoefde te gleuven, moar dat ie toch wou dat ie zich overtuigde en 't oavend is mee achter 't huus kwiem.

Duinwater was er nog niet, en al was 't er geweest, het zou toch niet doorgedrongen zyn tot Leentje. Stoffel beschuldigde haar van dien verkeerden val in z'n hemdsboordjes, "die zoo nadeelig werkte op 't respekt" en klaagde dat ze hem altyd zoo mal aankeek, als-i "heeren had."

"Wat satan is dat!" schreeuwde hij hoogst ontevreden: "Bouke! de baan is niet gelijk! hoe kan een bal zoo mal rollen?" "De baan is al gelijk!" antwoordde Bouke, terwijl hij met veel bedaardheid den misslag opteekende: "Ik kan niet helpen, dat UEd. scheef gooit." "Kom, Heer Ambtman! het is uw beurt!