United States or Yemen ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het was alsof ze tewege was ook van Madeleen te spreken. Het woord verzoening geraakte bijkans op hare lippen.... Ze zweeg echter, op dat woord juist, nog aarzelend en nog vreezend. Buiten, op de koude straat, tort ze dapper door.

Ben ik nu redeloos? Mag mevrouw Wilder redeloos zijn? En zou ze sterven, omdat een meisje eerlijk blijven wil? Zou ze? Maar ik, ikke, juffrouw, ik ga nu ook weg, door hare schuld dat voele 'k en ik zie Romaan en Madeleen allebei zoo geerne.... Ze moest gaan neerzitten op een stoel, en Goedele klopte zoetekens op hare schouders, een braaf woord zeggend, dat haar opbeuren zou.

Al 't ongeluk dat gekomen was en al 't ongeluk dat nog komen zou, ze droegen hier gedrijen de waarachtige schuld ervan. Gijlie hebt 't bedreven, en ikke, mijn jongen, hebbe 't geduld. Waarom heeft Madeleen u dat allemaal niet uitgelegd? Hoor eens.... Waarom is uw gang dweers tegen den wil van God? God is de sterkste.

Gij weet niet hoe moeder Madeleen wou omkoopen, hoe ze haar vervolgd heeft zonder ruste. Ik heb naamlooze brieven ontvangen.... Ik durf u alles niet zeggen. Moeder is een misdadige. Nu stuurt ze u tot mij ... u, die 'k buiten en boven alles stelde, naast mijne vrouw. Luister ze zal voort alles aanwenden, alles, alles.... Ze zal huichelen, ze zal weenen.... Ge hebt gezegd dat ze geweend had!

Och, me-kind, ik en dacht er niet aan. Ge moet me vergeven. Ik ben heelemaal zonder memorie en 'k dool alhier en al ginds met mijnen poveren kop! Het is nu goed, danig goed, dat ge gekomen zijt. Goedele hoorde in de zijkamer de stem van den dokter, in druk gefluister met Madeleen. Dan een groet, een korten slag van de deur en den dalenden stap van iemand, zwaar krakend over de trap.

Tante Olympe had reeds pleizier op voorhand en lachte mee. Romaan zat beteuterd rond te zien en Madeleen krulde, halvelings glimmend, haar lippen omme. Goedele merkte dat ieder begrepen had, en grijnsde: Gek, hee! Maar hoe komt hij eraan!... Ja, hoe komt hij daaraan!

Het meisje heette Madeleen en die oude grijze daar, zoo mager en zoo roereloos, heette tante Olympe. Hij voelde hier warmte. Hij rookte hier pijpen en keek langs smalle vensterruiten naar de varende wolken. Hij was hier wel. Madeleen.... En ze wendde naar hem hare blauwe kijkers en lachtte even of knikte met zachte buigingen, bij maniere van gelukkig-zijn. Er zong iets in hem. Hij lachtte tegen.

Hij deed heel kleintjes, heel gewoon mee met de dikke burgertjes. Hij werd "redelijk". Hij zou ook op strate loopen met Madeleen aan zijn arm, kreeftewijs, hij blikkend naar uitgestalde boeken, zij naar hoeden en nieuw-modegoed. Ze herinnerde zich goed dat ze zoo'n paar nagekeken had, eens op een dag met Ameye. Ameye! Ze fronste hare wenkbrauwen, 't werd harrewarrig in haar hoofd.

Ze had niettemin niets durven bekennen aan haar broeder en dikwijls, wijl ze Madeleen bekeek, wutelde ievers in een hoek van haar geweten een vreemdsoortige wroeging.... Ze wist dat Johannes haar niet verlaten zou. Al meer en meer kende ze den machtigen invloed van hare struische schoonheid, en ze troetelde haar lijf nu, bezorgd voor een vlekje, dat de matte blankheid ervan breken kon.

Hij zat goed thuis en vóor hem zat Madeleen, en hij zag Goedele en Johannes en de anderen, een warmen kring van roerende lijven. En deugdelijk was hem 't gedruisch.