Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 18 juni 2025


Op den eersten wagen zaten de oude heeren: de raadsheer, de bakker en de molenaar en, als tot sieraad, ook mijnheer de kamerdienaar; op den tweeden zat Frits Besserdich met Luth op den voorsten zak, en op den anderen zak Hendrik en Fieken, terwijl Frederik achterin lag, in het afgeschoten gedeelte van den wagen. Toen zij een eind weegs gereden hadden, begon oom Herse te spreken.

Toen de eerste schok voorbij was, kwam de politiedienaar Luth binnen en deelde den baljuw mede, dat Fieken van den molenaar Voss buiten stond en een paar woorden met hem wenschte te spreken. "Kindlief," zeide de oude heer, "dat is een braaf meisje, dit weet ik zeker; en zij zal ook bekommerd zijn over haren vader; mij dunkt, wij kunnen hier hooren, wat die arme stumperd verlangt.

"Ik kom dadelijk, mijn lieve Luth, Netje, de zaak is pressant. Frits Sahlmann, haal mij mijn jas, en Netjelief, ga gij naar dat arme schepsel op den rookzolder, en breng haar beneden." Hoe vlug bracht Frits Sahlmann den jas! Hoe ijverig was hij om den baljuw uit de oogen te komen!

Kortom, hij was er zoo juist de man naar, om van eene vloo een' olifant te maken, in elken onschuldigen Franschen korporaal zag hij den korsikaanschen dwingeland, en toen eens de politiedienaar Luth bij eene kloppartij een paar slagen had meêgekregen, stelde hij zich aan, alsof de hertog van Mekklenburg in persoon op oorvegen getrakteerd was.

De vrouw van den baljuw was met mamsel Westphalen reeds weder naar het slot gegaan, en bij het overige gezelschap liet zich de vermoeidheid gevoelen, toen de politiedienaar Luth van zijn rit naar Kittendorp terugkwam en mededeelde dat mijnheer de landraad vele groeten liet doen en zijn eigen kamerdienaar had meêgegeven, ter zake van het zilverwerk.

De bakkersdochter zorgde voor 't opscheppen der soep, en Luth diende het gebraad voor, terwijl Fiek Besserdich met de beide molenaars-deerntjes bedienden. Nauwelijks had de molenaar het eerste bord vol kippesoep gebruikt, of hij stond op, en hield eene indrukwekkende aanspraak tot zijne gasten, doch hij keek daarbij altijd slechts den baljuw aan.

Toen hij bij zijn aandeel aan de geschiedenis gekomen was, vertelde hij 't zoo omstandig; hij beschreef zijn natuurlijken val zoo nauwkeurig en gebruikte zoovele woorden, om zijne daad in een helder daglicht te plaatsen, dat hij nog lang niet met zijn verhaal ten einde was, toen Luth met den brandspuitmeester Tröpner binnenkwam, en de baljuw zich tot dezen wendde, met de vraag: "Waarde vriend Tröpner, wat is u van de zaak bekend?"

En Frederik begon ook te lachen, en de oude schout ook, en Frits, en de vrouw van den schout zeiden dat mijnheer de burgemeester er toch ook heel kluchtig uitzag. Mijn vader was nu lichter om 't hart geworden en lachte dapper mede. "Luth, lach maar goed uit," zeide hij, "maar lach wat vlug ook! want 'k heb wat voor je te doen, daar haast bij is.

Dat komt van die kinderen, dat zeg ik." En op een' grooten korenwagen zaten de bakker Witt en zijne dochter, en Luth en Fiek Besserdich en Frits Sahlmann, en mijnheer Droi, en van achteren in den wagen lag een hoop armen en beenen: dat waren de kleine Fransche kindertjes van mijnheer Droi. Mijn vader en de overste reden te paard. "Maar, waar blijft de raadsheer?" vroeg de overste.

Bakker Witt was de eerste, en de politiedienaar Luth is de laatste geweest; en wie is overgebleven? Wel, wij beide jongens, Frits Sahlmann en ik; en Fieken Besserdich. Fieken Besserdich is werkelijk met den vlaskoppigen jongen van den ouden boer Freier getrouwd, en zit nu in goeden doen in Gulzow, op de eerste boerenhofstede aan de linkerhand.

Woord Van De Dag

schapenhoedster

Anderen Op Zoek