United States or Saint Helena, Ascension, and Tristan da Cunha ? Vote for the TOP Country of the Week !


De tuchtelooze auteur gebrek aan school! vertelt niets van 't purpren haartje, doch integendeel allerlei zaken die in 'n roman niet te-pas komen. Hy geleidt den lezer langs keizerlyken weg in de kommeny waar Leentje zout moet halen. Verzoeke vriendelyk dit gebrek aan zout niet meer dan driemaal in-verband te brengen met des auteurs schryfmanier. Die arme Rotgans!

"Dat is een groote, leelijke aap!" was het antwoord. "Maar was er dan bij die kraam een baviaan? Ik heb er geen gezien!" "Och, dat riepen die jongens maar om iemand uit te schelden!" was het antwoord, en hij zei er verder maar liever niets van. Den anderen dag ging Leentje in den vroegen voormiddag een boodschap doen. Daar zag ze Douwes loopen en dadelijk dacht ze weer aan den baviaan.

En toen zeid-i dadelyk dat het dan zeker gestolen was door 'n zakkenroller, maar hy kon niet zeggen door wien, omdat er zoovéél in de zaal waren, zeid-i. Maar anders... 't was zeker door 'n zakkenroller gedaan. Hyzelf kan 't wel gedaan hebben! riepen 'n paar toehoorsters. Leentje was verontwaardigd, en wees die verdenking met drift terug. Neen, juffrouw Sertrude, zeg uwe zoo-iets niet!

Want morgen zou de man komen om die zaak aftedoen. Maar, Wouter, hoe kon je spreken van brandstichten? Och... ik meende... sjt! En die graaf... wat was dat weer met dien graaf? 't Was 'n markgraaf... sjt! Wat is dat voor 'n graaf? Zeker weer uit 'n ander huis? Ja... 't was de vader van Amalia. Maar dat is de zaak niet... ik heb je wat te zeggen, Leentje... sjt! Amalia? Wie is Amalia?

Meester Pennewip ontving 'n splinternieuwe pruik, en wel van gouddraad, waartoe 't model werd ontleend aan den strooien krans van zekeren King Lear, die 'r heel verdrietig uitzag, en z'n leed scheen te willen verzetten door met 'n soort van arlekyn gehurkt in 'n hoekje te zitten. Leentje zei, die magere man met bellen was zeker 'n nar, want: "narresleden rinkelden óók zoo.

Hij kijkt even op, ziet ze allen vroolijk, gezellig, vader, moeder, Marie, Klaar, Leentje. Hij probeert te eten. Het gaat niet. 't Kropt hem in de keel. Hij zou wel weg willen gaan, om ergens in 't donker te huilen.

Ze vroeg: 't Kan nog beteren? Toe, Leentje, wees rustig. De dokter zegt: nog vier uren, nog zesse.... Ik weet niet meer wat ik doen moet. Ik voel dat alles kapot gaat. Ik kan geen moed meer hebben. Ik heb nu weken lang moed gehad, moed gehad.... Wat baat nog moed? Ge moet malkander steunen.... Het is een ongeluk. Ja een ongeluk. Ameye zegt ook een ongeluk.

En den volgenden ochtend, heel vroeg, stond de houtvester op en ging op de jacht; toen hij weg ging lagen de kinderen nog in bed en Leentje sprak tot Vogelbuit. »Verlaat je mij niet, dan verlaat ik jou ook niettoen antwoordde Vogelbuit: »nu niet, en nooit

Het is waar, hij had dit Leentje meenen te beminnen; hij had zelfs bij den ouden droogist om hare hand aangehouden: maar hoe koel was dat antwoord geweest, dat zij hem wel hoogachtte, maar niet tot eene eerlijke verkeering met hem kon besluiten!

"Tot uw dienst, Freule!" zeide deze: "het zal onze tijd ook worden: de bloemvazen moeten nog opgesierd worden eer de gasten komen, die Mijnheer van morgen verwacht." "Nu! dat is voor u het werk van een oogenblik, Leentje!" zeide de jonkvrouw: "er is niemand die zich op het bloemenschikken zoo verstaat als gij."