Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 juli 2025
Wij treden een deftig koopmanshuis op het Water binnen, in welks luifel wij een fraai vergulden reaal zien prijken, naar welk muntstuk men gewoon is den bewoner, Laurens Jakobszoon, in onderscheiding van zoovele anderen als dien naam dragen, te noemen.
Ik heb in het vorige hoofdstuk, hoezeer dan maar in 't voorbijgaan, den naam van La Haye genoemd, en bij het herdenken aan al wat Amsterdam verloren heeft, zonder het weder vergoed te zien, is het mij eene behoefte, ook bij dezen beroemden man eene wijle stil te staan en zijne gedachtenis te verbinden aan die van twee andere illustratiën, wier taak en wier lust het evenzeer was, werkzaam te zijn tot nut en vermaak hunner jeugdige stadgenooten, en wier namen ik mij niet voor den geest kan brengen, zonder dat bij mij een zoet en aandoenlijk gevoel van dankbaarheid oprijst voor de genoegelijke uren, die zij mij verschaft hebben, uren, hoedanige geen latere leeftijd mij heeft teruggegeven: Beekman en Laurens.
En als dan de deftige marsch lang genoeg geduurd had, gaf doorgaans Laurens het sein tot het eindigen met deze woorden, op Mefistofelistischen toon uitgesproken: "Nou motte ikke al de meisie soene." Dan was het een gegil en een gelach en een gegiegauw en geginnegap van al die vijf- tot zevenjarige Dafnees en Atalantes, die de vlucht namen en de rij was verbroken.
Jufvrouw Pieterse zei dat het lastig was, zoo op alles te moeten letten. Ze zou het heele woord dan maar liever myden, dacht ze. Maar 't zou moeielyk wezen, want er was juist "zoo'n gedoe over de militie" en ze vertelde gaarne: "hoe ze heel goed in-staat was haar zoon te rempl... Né, moeder, uwe remplaceert Laurens niet... Och wat 'n gemaal!
Ruim vijftig jaren zijn verloopen, sedert ik die 't laatst bijwoonde, en nog staat zij mij niet alleen even levendig voor den geest als toen; maar gaarne zou ik er eene representatie van Rachel of een concert van Jenny Lindt voor verzuimen, om die nogmaals te zien mits door Laurens zelven gegeven.
"En nou sel je sien, 'oe Loutje sijn kaars snuit." Bij deze woorden nam Laurens den lichtblaker uit de lantaarn, snoot zijne kaars en draaide zijne lichtbuis, die verschoven was, weder goed; bij welke gelegenheid hij, om zijn handen vrij te hebben, den blaker op zijn hoofd zette: een tusschenspel, 't welk ons altijd ongemeen vermaakte.
Natuurlijk was deze bedreiging van den eerzamen Laurens niets dan scherts, en dit wisten de nufjes ook zeer goed; want bijna allen hadden die bij vorige gelegenheden meer gehoord: doch zij wisten tevens, dat het tot hare rol behoorde, bij die gelegenheid op de vlucht te gaan, alsof zij wonderwat te vreezen hadden.
Ja, broeder Laurens heeft hen saam ontmoet, Toen hij door 't woud ging en gebeden las; Hem kende hij, en dacht dat zij het was, Doch, daar ze een masker droeg, was hij niet zeker; Ook gaf zij voor, in Patricks cel deze' avond Ter biecht te willen gaan, maar was er niet. Dit alles saam bevestigt hare vlucht.
Rtt! se sijn er uit, en Louwtje is er ook uit." Men bemerkt uit deze laatste woorden, dat Laurens zuiver in de leer was. "Ier selje nau kom te sien die alkemeene sontvloet. Daar ebje die arke Noë: Daar ebje die beeste, die kaan in de ark twee an twee.
Wien God bewaart, is wèlbewaard, maar... men mag den Heer niet verzoeken! Op m'n zolder ga ik niet, en onder m'n bed kyk ik niet, voor alle wereldsch goed niet! Want dáár zit-i zeker! En juist daarom wou ik je vragen of... je zoon... Stoffel... of als Stoffel geen senie heeft byv. je zoon... Laurens, of... Maar... waarom heeft uwe niet liever de buren er by geroepen, juffrouw?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek