Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 25 juli 2025


"En nou sel je sien, 'oe Loutje sijn kaars snuit." Bij deze woorden nam Laurens den lichtblaker uit de lantaarn, snoot zijne kaars en draaide zijne lichtbuis, die verschoven was, weder goed; bij welke gelegenheid hij, om zijn handen vrij te hebben, den blaker op zijn hoofd zette: een tusschenspel, 't welk ons altijd ongemeen vermaakte.

Loutje gelooft in ons en is uit haar eigen persoontje zóó stralend gelukkig dat ze niet dieper doordringt, terwijl de tobberige Jenny zich hoe langer hoe meer, door ons begint "uitverkoren" te voelen. Dat geeft haar kracht. Ze vindt eigenlijk dat ze verwend wordt door ons, die haar zooveel waard zijn; en ze voelt zich door de wreede andere menschen onbillijk behandeld.

Ier ebje nou Loutje op moeders neus." Op deze aanbeveling, met zooveel kieschheid en dus ongezocht te pas gebracht, volgde de voorstelling van een oom van Laurens, die een schoorsteen in zijn neus had en van een anderen heer, uit wiens neus kleine neusjes voortkwamen. "Mijn grootvader ad een eele mooie buik.

We nemen ons ernstig voor, dat leed van het lieve kind af te wenden. Aanvankelijk door een te veel, om tot den juisten middenweg te komen. Bij Loutje wordt, voor zoover haar belang het meebrengt, voldaan aan elken eisch, dien ze als kind stellen mag; maar Jenny krijgt van ons, huisgenooten, een opmerkelijk surplus. "Waarom mag Jen nu altijd naast Paatje zitten?"

Woord Van De Dag

doppe

Anderen Op Zoek