Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 mei 2025
Die brunette daarnevens is Maria Ansloo, dochter van Jan Claesz. Ansloo, kruidenier op 't Water, en de jonkman achter haar is haar vrijer, Anselmus Hartsen van den Nieuwendijk. Maar pas op, daar komen de Regenten van de godshuizen, die 't tevens van den Schouwburg zijn, hunne plaatsen innemen.
»'t Is God geklaagd!" zuchtte een kruidenier, toen die eveneens in den vuurgloed werden geworpen. »Ons laten ze er veertig of vijftig procent belasting voor betalen en zij smijten den boel maar zóó op het vuur!" »Kijk me daar nou toch ereis ân!" riep een groentevrouw. »En wij, arme stakkers, kunnen maar suikerij lebberen, omdat we zelfs nog aan geen loodje koffie kunnen toekomen!"
Hij was zeer rijk, en dom genoeg om den ouden heer de Boogh als een wonder van verstand en degelijkheid te beschouwen; zijn familie genoot een roep van voornaamheid men moest tot zijn overgrootvader opklimmen om den kruidenier te vinden en hij was altijd veel te laf en te saai geweest om den beest te spelen.
Elsje gunde zich echter geen rust, voordat ze, zoo goed en zoo kwaad als het ging, haar hart geheel had uitgestort en nauwkeurig had aangeduid, waar de kruidenier woonde, die haar zoo gastvrij had geherbergd.
"Dus zij is binnen?" viel Elsje hem haastig in de rede en zonder zijn antwoord af te wachten, liep ze de smalle gang door en de kamer achter den winkel in. De kruidenier volgde haar terstond. "Lieve tijd, wat is dat?" riep zijn vrouw, ontsteld van haar stoel opspringend, toen ze Elsje zag. "Wat moet dat jonge dametje hier, Gerrit? En in die dunne kleeren...."
Ik antwoordde hem op scherpen toon, hij niet minder en weldra gingen wij tot handtastelijkheden over. Wij gaven elkaar een paar vuistslagen en trokken elkaar de haren uit, doch spoedig kwamen de kruidenier en zijn zoon om ons te scheiden. Toen wij zoover waren, betaalden zij mij mijne visite en lieten mijn tegenstander, dien zij waarschijnlijk voor knapper hielden, bij zich blijven.
Den ellendeling, die mijn vriend heeft beleedigd en gehoond, zet ik dezen hoed op!” Daar schoot de kruidenier plotseling in een lach; ’t denkbeeld, iemand met zoo’n hoed op te zien, was zelfs voor hem te comisch om er niet om te lachen, en giegelend riep hij: „Origineel! heel origineel! Dat ’s een koopje voor wien ’t treft
Als de slagersjongen kwam of de bakker of de kruidenier, giegelde ze, had ze pret, stond praatjes te maken, lachte met een smakelijk vertoon van witte tanden. Ze was van het zinnelijke, warme leven, niet denkend, niet suffend, jòng. Op straat liep ze coquet, lachte. Als ze de ramen zeemde, dee ze ijdel, lachte. Jonger, levenslustiger ding was er niet in de heele straat. Ook was ze geëngageerd.
"Wacht maar!" Zij ging even naar den winkel en kwam spoedig met een bruin papieren zakje vol rozijnen terug. "Dank u wel," zei Elsje. "Ik vind dit zoo'n aardigen winkel, net zoo een als bij ons." "Is je vader dan ook kruidenier?" "Neen, mijn ouders zijn dood. Ik woon buiten, dicht bij een heel mooi dorp, bij mijn grootmoeder. Ik ben hier maar voor een poosje.
Toen ten gevolge daarvan Jetje weer onzichtbaar werd, vroegen zij belangstellend, of de juffer soms ongesteld of grieperig was, terwijl Herman, als semi-arts, dadelijk een gratis behandeling aanbood. De kruidenier sloeg min of meer onheusch dit aanbod af en zei zelfs een woord, dat naar „zoetekauwen” of „snoepende jongens” zweemde.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek