Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 29 juli 2025


Maar toen, tegen kersttijd, de studentenalmanak verscheen, en het verslag gelezen werd, waarin ook eenige regels aan de nagedachtenis van William Kegge waren gewijd, was er reeds menig academiebroeder, die al zijn herinneringsmiddelen moest bijeenroepen om zich voor te stellen hoe "die William Keg" er bij zijn leven had uitgezien.

Vooral de heer Kegge was in dit Sst-roepen zeer overvloedig en men kon het op zijn aangezicht lezen dat hij zich in dezen volmaakt onafhankelijk gevoelde, ook van alle mogelijke "groote hanzinnen en adellijke dames."

"Hoor reis!" zei Barend, "je mot maar denken dat ik je net zoo graag de heele pot geef, as dat ik er de hartsteng uit mot snijen, want daar zit al de kracht in, weetje. 'En blom, meheer Kegge; dat zeg ik altijd; 'en blom is net as 'en mensch. As ik jou je hart uit je gemoed snij, dan kan je ommers ook niet in 't leven blijven?

Het zal Henriette nogal spijten." Henriette antwoordde niet veel; maar mevrouw Kegge sprak, met volmaakte miskenning van 't punt in geschil, de gewone toevlucht van onverstandige vrouwen: "Ik heb hem altoos een heel beleefd mensch gevonden. Hij heeft mij nooit iets misdaan. Ik kom er rond vooruit, dat het mij spijt, dat hij niet meer komen zal." "Allemaal gekheid!" hernam de heer Kegge.

Het scheen hier te lande koud en nat te zijn; de menschen waren hier stijf en gierig, en altijd bij hun kinderen; de kinderen hadden zooveel kleeren aan 't lijf; en de huizen waren zoo tochtig! Maar zij zelve was gelukkig altijd gezond, en de kinderen en Kegge ook, en ook de hondjes. De heer Kegge kwam thuis en vertelde zooveel nieuws, dat het blijkbaar was dat hij naar de sociëteit was geweest.

Ik betuigde hem mijn genoegen den vader van den overleden vriend vóór mij te zien. "Ja," zei de heer Kegge, zijn horloge uithalende: "het was jammer van den jongen, ! 't Moet een goeie kerel geworden zijn. 't Spijt me in mijn ziel." En het gordijntje openschuivende voegde hij er bij: "Je woont hier duivels hoog, maar 't is een mooie stand; dat heet hier de Breestraat, doet het niet?"

Inderdaad, het was een schoon meisje, die dochter van den heer Kegge. Zij had den fijnen neus en den mond van William, maar veel schooner oogen dan deze had gehad. Heerlijke, donkere, tintelende oogen waren het, die tot in de ziel doordrongen. Als zij ze opsloeg, blonken zij vurig en onversaagd, en toch, als zij ze neersloeg, hadden zij iets bijzonder zachts en kwijnends.

Haar kleed was van een lichtgrijze kleur, en een kleine mantille van zware witte zijde met zwanedonzen rand rustte met veel kieschheid op hare lage en netgevormde schouders. Waarlijk, dit was het gelaat, het oog, de houding, noch het gewaad van eene jonkvrouw, die gezegd werd ziek te zijn naar de maraboes van juffrouw Kegge en te smachten naar een concertavond.

Het stuk was uit. Henriette stond op, en dankte met een stuursch gezicht voor het daverend handgeklap. De charmante bracht haar weer tot hare plaats en deelde in haar triomf. De oude Kegge had tranen in de oogen, en de charmante drukte hem de hand. "Het was onbegrijpelijk charmant geweest!"

"Je bent niet bang voor dat wapentuig daar in den hoek?" zei de heer Kegge, naar een paar indiaansche bogen en een dozijn wie weet hoe vergiftige pijlen wijzende. "Hier is de schel; als je wat noodig hebt, dan rammel je maar dat het huis dreunt."

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek