United States or Turkey ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Kent u die familie Kegge?" vroeg een andere aan een jongen heer, en zij legde duizend pond nadruk op den naam. "Vraag excuus!" was het antwoord, "ik weet niet anders dan dat de menschen rijk zijn.... Maar," ging hij zachter voort, "ze zijn volstrekt niets. Haar grootvader was hier ter stede een kruidenier of zoo wat, en haar vader...., die heeft fortuin gemaakt in de West."

"Het eenigste is, dat er niemand is voor de muziek met Henriette. En gij spreekt ook van heengaan, onsterfelijke!" voegde hij er bij, zich tot mij wendende; "dan zijn we weer geheel alleen. Ik heb graag een manskerel over den vloer, om mee te praten." De heer Kegge schoof zijn stoel voor den haard, institueerde eene langdurige poking, en bleef daarop in gedachten zitten.

Ik had nog zoo veel bewijs van leven op het gelaat van mevrouw Kegge niet gezien; met een soort van geestdrift stak zij Azor en Mimi, die bij haar op een tabouret lagen, ieder een klompje suiker toe, en streelde hen dat hunne koppen blonken als spiegels. De heer Van der Hoogen richtte zich daarop tot Henriette.

Maar wat zegje van onzen gast, mijnheer Hildebrand? En wat zegt mijnheer Hildebrand van mijn dochter?..." Wij waren beiden verlegen, en hadden niets van elkaar te zeggen. "Allemaal gekheid!" riep de heer Kegge; "je zult wel familiaar worden. Voortaan geen mijnheeren of dames, maar Henriette en Hildebrand, alstjeblieft."

Hoe warm het was, en hoe ver. 108 Hoe aardig het was. 110 Hoe voortreffelijk zij was. 115 Verre vrienden. 120 Narede, en Opdracht aan een vriend. 129 Eerste uitgave. 129 Tweede uitgave. 131 De Familie Kegge. 135

De heer Van der Hoogen had haar zoo lang gebeden, en de directie van het concert had er mijnheer Kegge zoo zeer om lastig gevallen, en Henriette speelde ook zoo uitmuntend, dat men niet langer had kunnen weigeren! Na deze mededeeling begon ons gesprek te kwijnen, en wist ik niets beters te doen, dan haar af te vragen hoe 't haar in Holland beviel. Zij klaagde daarop steen en been.

Wij gingen verder, en in den tijd van een half uur had de heer Kegge mij al de kamers van het geheele huis, den tuin, den stal en het koetshuis laten zien, alles onder even drukke en schutterige gesprekken, waaruit het mij meer en meer bleek, dat de heer Jan Adam Kegge zeer ingenomen was met zijn rijkdom, zijn kinderen, en zichzelven.

De koetsier slaagde er in, na een lange worsteling, een "grooten hans en adellijken heer" voorbij te rijden; maar de heer Kegge wreef zich de handen niet met dat genoegen, waarmee ik mij overtuigd hield dat hij het gisteren zou gedaan hebben. Zijn geest was gedrukt.

"Allercharmantst! Mevrouw Van Kegge, je hebt eer van je dochter!" En daarop huppelde hij weder heen om de familie in de zaal op te wachten en te zorgen dat de plaatsen niet in bezit genomen werden "want het zou criant vol zijn"!

De verguldpartij zou uiterlijk te half zes aanvangen, en tegen dat uur begaf ik mij op weg naar de woning van den koekebakker De Groot of, zooals Henriette altijd zeide, van "de De Grooten". Zij was vrij verre van het huis van den heer Kegge gelegen, en ik ging op de, voor een stadgenoot waarschijnlijk zeer heldere, maar voor een vreemdeling zeer ingewikkelde aanduidingen van den heer Kegge af.