United States or South Sudan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daar werd de deur van haar kamertje geopend en de kruideniersvrouw stond voor haar met Evert aan de hand. "Goed geslapen, Elsje?" vroeg ze vriendelijk. "Wacht, laat ik die jurk maar eens even voor je vastmaken. Zóó. Maar meisje, wat zijn je handen ijskoud! Ga maar gauw mee naar beneden, daar begint de kachel al heerlijk te branden."

Daar staat een groote steenen kachel, waarboven een kamertje is voor drie of vier personen om het dampbad te gebruiken. Daarna nemen zij gewoonlijk, soms zelfs in den winter, eene koude onderdompeling in het meer. Ook de knechts der boerderij hebben recht op hun wekelijksch dampbad.

»Maak de kachel hier wat aan, Jan!" voegde hij er in één adem bij, als ter vergoelijking van de weigering. »Dat's onnoodig voor mij," zei Frits, die zijne thee had gebruikt, »wijs me mijne slaapkamer." »Blieft meneer ook den mantel te geven?" vroeg de roodharige zeer gedienstig.

Hebt gij niet eens in uw leven in het beeld van een teringachtigen boer, die te midden van een aantal kameraden, blijkbaar onverschillig voor zijn lijden, op zijne kachel sterft, de eene of andere maatschappelijke ziekte, de eene of andere ondeugd aangewezen?

Boven op de trap nam hij een anderen sleutel uit zijn zak, waarmede hij een andere deur opende. De kamer, die hij binnentrad en welke hij dadelijk weder sloot, was een soort van tamelijk ruime vliering, waarvan het huisraad uit een op den vloer liggende matras, een tafel en eenige stoelen bestond. Een brandende kachel, waarvan men den gloed zag, stond in een hoek.

Jakob trad nu naar voren en zei, in het beetje Duitsch dat hij indertijd in Pruisen had opgedaan: »Mijne heeren, wij zijn ongelukkige Hollanders, twee ritmeesters en een marketentster, die verschrikkelijk veel geleden hebben. Vergun ons, dezen nacht aan uw heerlijk warme kachel door te brengen."

Wie het volksleven wil leeren kennen, treedt niet binnen in de heerenkamer, maar in het boerenvertrek met de groote, groene kachel. Al is de grond er niet altijd volkomen schoon en de lucht zoo dik van tabaksrook, dat ze wel te snijden is, dat heeft men er wel voor over, om vroolijke liedjes en geestige zetten te hooren.

Go ruimde de voorkamer op, liet de juffrouw de kachel aanmaken, vol feestelijkheidsgevoel over de intrede dadelijk, en aan Lize, die om half vijf haar de college-aanteekeningen kwam brengen, vertelde ze, dat de zieke al weer veel beter was; dat ze morgen weer kwam, morgenmiddag tenminste zeker. Maar om vijf uur werd ze weer ontvangen met kreunend gezucht.

Ik heb er een gezien, niet grooter dan dit. Zijn vader was dood. Arme lieden hadden het uit barmhartigheid tot zich genomen; maar zij hadden voor zich zelven geen brood. Het kind had altijd honger. 't Was winter. Het weende niet. Men zag het de kachel naderen, waarin nooit vuur was en wier pijp met klei was gestopt. Met zijn vingertjes maakte het kind een weinig van deze klei los en at ze.

De schoenmaker had een stuk linnen van eene huifkar over de werkplaats gelegd; hij had zijne pantoffels aangetrokken en zat nu met een lange pijp bij de kachel, en met een' kan bier voor zich. Nu, hier kon toch niemand kwaad gemutst binnen komen. Ik zeide alzoo niet anders dan: "Goeden avond! ik wilde maar eens komen zien, waarom gij allen zoo vroolijk zijt."