United States or Cocos Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij hadden één zoon, hun Jochem, die sinds lang buiten 's lands was, en zoo waren de beide ouden in dat groote slot alleen met elkander, en zij droegen in trouw en eerbaarheid lief en leed te zamen: en wanneer de verveling bij hen wilde binnensluipen, dan trof het gelukkig altijd, dat mijnheer de baljuw juist ter goeder ure een nieuwen, wonderlijken inval kreeg, en uit het geeuwen kwam dan een recht gezond niezen, dat de liefde weêr opfrischte, want het gaat met de liefde als met een' boom: hoe meer de wind in de kruin en in de bladeren speelt, des te vaster worden zijne wortels.

'En mins mag vroolik wêzen óók, wat zeg gij d'r nou toe?" "Welzeker Jochem. Maar gesteld eens dat jij voorzanger kondt worden, weet je wel dat het een kerkelijke bediening is, en....?" "Joa! joa wel, krek! kark-karkse-bediening domenei." "Juist, maar dat daarom een voorzanger, die tegelijk voorlezer moet zijn, bijzonder in de bijbelsche geschriften te huis behoort te wezen."

"O, dan zul je daar zeker nog al in thuis wezen." Jochem slaat een schuin linkschen blik op het borstbeeld van Bilderdijk, dat op de hooge boekenkast staat, en zegt: "Zou 'k oe verzuuken domenei!" "Komaan Jochem, dan moest jij me eens op den weg helpen...." Jochem, steeds naar boven ziende, knijpt een oog dicht, en drukt de lippen opeen. "Nietwaar Jochem, Noach had drie zonen?" "Joa wel!"

"Ja, mijnheer de baljuw! maar dan loopt het mij dood, want mijne zaak zal wel slecht staan, en de avekaten hebben ze verbroddeld, en de zoon van mijn vaders broeder, den ouden Jochem Voss, de jongen, die nu alles erven zal, dat moet een listige knaap zijn, en de menschen zeggen immers, dat hij er op gezworen heeft, mij van het goed van Borchert te Malchin af te zullen smijten.

Maar zie, het jongske trekt de roos weer uit den halsband, en vliegt er mee naar.... hém; ja naar hém; en kust hem, en trekt zijn Ma'tje erbij, en omstrengelt ze beiden, zijn vader en moeder. En ginds van verre staat het schaapje en blaat als schreiend: blê, blê! Jochem van 't Kraaiennest was geschrokken.

'En oud vertelseltje nog eens verteld. 't Was op een zomermiddag dat Jochem, de klompenmaker van 't dorp, zich de zweetdroppels van 't aangezicht wischte zoo had ie geloopen. Met een stevigen ruk trok hij aan de schel van dominee's pastorie; streek met de mouw nog eens langs het glimmende voorhoofd, en vroeg aan Saar de meid die opendeed, of onze jonge domenei thuus was?

Dat moet niet lang haken en knarsen en kraken; als je 't afdrukt, moeten er de vonken ook uitspringen. Ga nu naar mamsel Westphalen en laat die je een appel geven." Tot mijn vader zeide hij dan: "Kindlief! gij zijt zeker ook blij, dat ge een' jongen hebt. Jongens zijn beter dan meisjes; meisjes zijn mij te teemachtig. Goddank, ik heb ook een' jongen; ik meen mijn' Jochem."

En wat den echtelijken staat betreft, hebt gij den ouden Jochem Smit nog gekend? Den ouden Jochem Smit meen ik, die met zijne oude vrouw tachtig jaar oud werd, en kort daarna met haar te zamen op eenen schoonen zomer-zondagmorgen werd begraven.

'k Zou den zoon van Jochem Voss, die met mij in princes ligt, en die met een' grooten zak geld in 't land rondreist, mijn kind geven, mijn beste, liefste kind! en 'k zou tot hem zeggen: daar hebt ge haar, maar, meêgeven kan ik haar niets, want ik ben een bedelaar! Neen, moeder, neen! 'k Zou de vodden moeten borgen, waarin mijn eenig kind, mijn kleine, lieve Fieken, voor 't altaar zou staan!

Jochem de scheper, die naast den boerenarbeider op het voorbankje van de stortkar zit, meent dat de dokter iets zegt, en omziende, beweert hij dat menheer het maar goed heeft getroffen; op dat stroo "zat ie naast den kleinen rakker krek als op moeders schoot. De kar stootte wel een beetje maar dat was niets voor de kou.