Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 juni 2025


"Neen," zeide Reede met verlegenheid; "doch hierover nader. Ga nu maar heen, Joan! het is van avond te laat om nog naar juffrouw Raesfelt te gaan; gij zult haar morgenochtend wel om verschooning vragen." Op dit bevel vertrok Joan, na een beleefde buiging voor het spook, en begaf zich naar zijn slaapkamer, om aldaar in een zoete rust de bekommernissen van den dag te vergeten.

Deze bekommernis van Joan over zijn matten fleschje was zeker niet naar de regels der strikte beleefdheid; doch hij was op 't land opgebracht, waar hij nooit dan met zijn minderen verkeerd had en nooit met lieden van hoogen rang, als deze Mevrouw scheen te zijn, in gezelschap geweest was; de vreemde Dame nam hem zijn vrijpostigheid ook niet kwalijk af; doch de page vond goed zich daarover gebelgd te toonen.

"Het is niets, mijn vader!" antwoordde zij, met een gebroken stem: "laten wij van hier gaan." Deze woorden uitsprekende, zocht zij half buiten haar zelve, den arm haars vaders te nemen; doch zij miste haar greep en zou ter aarde gestort zijn, had niet Joan haar opgevangen. "Duizend kanonnen!" riep de Baron; "hij ook hier!"

In Hugo de Groots Annales et Historiae de Rebus Belgicis, in 1658 in twee formaten door Joan Blaauw uitgegeven, vindt men vóórin drie verschillende privilegiën: een van de Staten van Holland, een van den Duitschen Keizer Ferdinand III en een van de Staten-Generaal.

Mom staarde den onbekende met open mond aan het was de vreemdeling, dien hij bij Klaas Meinertz voor een Remonstrantschen Proponent had aangezien. "Joan!" riep de Baron met een luiden kreet en sloot zijn pleegzoon, die, van den getrouwen Veltman vergezeld, naar hem toe trad, met hartelijke vreugd in zijn armen: maar bijna dadelijk wikkelde hij zich weder uit zijn omhelzing los.

Bouke nam den knaap op, zonder dat deze eenige beweging maakte. "Hoe is 't, stijfkop?" vervolgde de Baron: "zult gij om vergeving bidden? Niet? Welnu Bouke, breng hem dan maar weg, waar ik gezegd heb." Zonder te kikken liet Joan zich naar boven brengen en in een kamertje sluiten, 't welk zich onder 't torentje bevond, dat uit het dak oprees.

"Wat is er van je dienst, heerschop?" vroeg hij, zijn breeden vooruitpuilenden buik naar den kant van Joan wendende. "Ai mij! wat zie ik? is oe niet dat heerschop, die laatst met dien zwartrok hier ekomen zijt?" "Ik zelf!" zeide Joan: "geef mij een snede brood en een kan bier, en laat mijn paard opgezadeld worden: ik moet spoedig verder."

"Ik dank al de Heeren voor hun vriendelijke toewenschingen," zeide Joan, op zijn beurt een roemer vullende: "wat den Heer van Botbergen betreft, ik bedank ook hem, en het zal mij aangenaam zijn, indien hij mij in den loop van dezen dag een oogenblik schenken wil, daar ik het met den Heer Ambtman eens ben, dat wij het genoegen der gasten thans niet storen moeten."

Hij meende dat het zaak was, zich zeer opgeruimd en luchthartig te veinzen: hij huppelde dus naar binnen, terwijl hij zich de vuisten tegen elkander wreef en zijn vader aanzag met een gelaat, waarop wezenlijke angst en voorgewende vroolijkheid kamp voerden. Fraaie zaken! en wat hebt ge nu daartegen in te brengen?" Op het hooren dezer aantijgingen voelde Joan, dat zijn drift wederkeerde.

"Niet, verstokte zondaar? vraag het dan maar aan Dominee: die zal jou de les anders leeren." "Ik?" vroeg Raesfelt verwonderd: "ik weet van den Jonker hoegenaamd geen kwaad." Reede, meenende dat de Predikant vrees koesterde voor Joan, werd nu even toornig op genen, als hij op dezen geweest was.

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek