Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 mei 2025
"En wie heit oe dan met ebracht?" vroeg de moeder, terwijl zij haar bril weer voor den dag haalde en opzette, om den vreemdeling beter te kunnen zien: "wie is dat heerschop?" "Dat heb ik hum nog niet evraôgd," antwoordde de zoon met een gullen lach: "de man is doornat, en ik wil hum niet toelaten, den Rijn over te vaôren eer hum zich eerst wat ewarmd heit."
"Wees gerust! voor geld en kwaê woorden zwijg ik als een kikker bij winterdag: is er nog iets van je bevelen?" "Niets meer! rep je en maak bijtijds in Tiel te wezen: hier hebt ge nog wat drinkgeld en iets om het veer te betalen." "Duizendmoâl dank, heerschop!" zeide Teun: "nou snij ik dat zijpad moâr in; want het dorp ga ik liefst niet deur, om redenen mij bekend. Leef gezond Sinjeur!"
"Hoe!" riep Joan, opvliegende: "wat heeft dat te beduiden?" "Ai mij! maôk u niet driftig, heerschop! 't Is dat...." "Ik wil mij driftig maken," hernam Joan: "wat is er met mijn paard gebeurd?" "Oe paôrd, heerschop! jaô! oe paôrd! Ai mij dat.... het is geprest voor de lichting, en deur dien weg is het marsch." En hij vergezelde deze woorden met een zeer beduidende gebaarde.
Kon ik het gebeteren, dat zijn kippen niet leggen wolden? En naderhand...." "Goed! dan kunt gij mij wel verhalen wat u heugt van de geboorte des jonkers? Is daaromtrent niets opmerkelijks voorgevallen?" Hier werd Joan dubbel opmerkzaam. "Om je de woârheid te vertellen heerschop!" antwoordde Teun Wezer, "heel veel weet ik er niet van.
"Ze had wel docht," zei ze, "dat dat heerschop een ongeluk krijgen zou; want hij had er al-an dat ie bij de schoppel staan hadde zoo kniezerig en zoo triesterig uitzien, dat ze al in haar aigen zeid hadde: nou! dat komt nooit goed of met dat heerschop!
"Ik hoop niet, moeder!" zeide de vreemdeling, toetredende, "dat ik u eenig ongerijf zal veroorzaken: ik heb mijn gezelschap uw zoon niet opgedrongen; maar hij heeft mij gulhartig verzocht en even gulhartig heb ik zijn aanbod aangenomen." "Oe is welkom, heerschop!" zeide de oude vrouw: "men zeun doet wel: want wat zeit de schrift: ik was vreemdeling en ghij hebt mij geherbergd."
"Nou, heerschop!" is zijn woordenrijk antwoord, "de lui willen zoo veul zeggen; 't zou er kwed uitzien as we 't alles leuven wouwen; ik zel niet zeggen dat ze niet rais deur een borst is ansniejen; maar trouwen, zel ik mær zeggen: nien! dat laikt er niet nee." "Heije je nou al bedocht, Trijntje?" vraagt de koopman. "Nou jæ," zeit Trijntje: "geef me een kloentje zwart garen."
"Wat is er van je dienst, heerschop?" vroeg hij, zijn breeden vooruitpuilenden buik naar den kant van Joan wendende. "Ai mij! wat zie ik? is oe niet dat heerschop, die laatst met dien zwartrok hier ekomen zijt?" "Ik zelf!" zeide Joan: "geef mij een snede brood en een kan bier, en laat mijn paard opgezadeld worden: ik moet spoedig verder."
"Bewaôr ons!" riep Gheryt uit, toen de reiziger zich op een houten drievoet naast het nu helder brandend vuur had nedergezet: "man! wat is oe nat! waôr drommel heit oe ezeten?" "'t Ware best," zeide de oude vrouw, "dat het heerschop zijn natte kleeren ging uittrekken en een wammes en broek van oe antrok, Gheryt! want zoo kan de man niet blijven."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek