Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 6 mei 2025


Zoo'n waterplas heeft 't maar goed, die golft maar en weerspiegelt de wolken, is aldoor anders en blijft toch gelijk. Heeft nergens last van. Al dien tijd stond Bavink schrap in den wind op z'n stok geleund en knikte Japi maar toe. Dat is zoo mal nog niet, dacht i. En droogjes weg vroeg i, of Japi ook door ging naar Veere.

Af en toe kreeg Japi een klein beetje geld van huis gestuurd. Maar dat was de moeite niet, want bij tijden leefden de heeren als kapitalisten; als ze een bui kregen gingen ze voor een paar dagen naar Amsterdam, naar Brussel, naar Parijs, naar Luxemburg; veertien dagen zaten ze in Normandië. Japi sleepte geregeld een klein beltje mee: een "jonki van den grooten belt", zooals hij dat noemde.

Sokken hat i niet over de hand, ik zit met m'n bloote voeten in z'n schoenen", zei Japi, en liet heel gemoedelijk een stuk van z'n bloote been zien. "En boeken heeft i, in geen jaar kom ik er doorheen, al lees ik dag en nacht." Appi z'n vader had een goed beklante slagerij en kon 't doen.

En als Bavink werkte dan zat Japi er bij in 't gras of binnen, omgekeerd op een stoel en rookte. En als ze binnen waren dan had Japi een tweede stoel erbij slaan met een borreltje er op, waar i af en toe de hand naar uitstak. En hij hield Bavink aan den gang. Tegen niemand anders had Bavink ooit een woord gezegd als i werkte; met Japi sprak i.

"'s Jonge", zei Japi, en zat m'n hok rond te kijken; "'s jonge, "'t ziet er hier gezellig uit. Waarachtig, 't is hier gezellig". Hij stond op en liep naar den muur. "Aha, Breitner. Heel goed. En wat hebben we daar? 't Is hier een beetje donker. Zoo, mijn vriend Mauve. En daar heb je waarachtig ons stadhuis ook." 't Was een schetsje van 't raadhuis in Veere.

"Wat duvel", zei Japi, "'t dondert toch niet of 't goed is, je doet wat je kunt, je bent nu eenmaal een stakker. Je moet schilderen. Je kunt 't toch niet laten. 't Hindert immers aan de dingen niet of jij ze nou niet heelemaal zoo krijgen kunt als ze zijn. En de lui, die snappen er toch niets van. Van de dingen niet en van je werk niet en van jou niet.

En toen kwam het verhaal, met begeleiding van Japi met knikken en grijnzen. En af en toe ging die hand naar mijn tafel en ook Hoyer werkte als een fabriek en ik rookte maar niet meer. "Wacht", zei Bavink, "dat is waar ook." "Goeie hoor. Kamper Middelburgers, van Bessem en Hoogenkamp van de Lange Delft." "Bekend", zei ik.

"Nee", zei Japi, "ik ben niks en ik doe niks. Eigenlijk doe ik nog veel te veel. Ik ben bezig te versterven. Het beste is, dat ik maar stil zit, bewegen en denken is goed voor domme menschen. Ik denk ook niet. 't Is jammer dat ik eten en slapen moet. Liefst zou ik dag en nacht blijven doorzitten." Bavink begon 't geval interessant te vinden. Hij knikte maar.

Alleen Japi zat daar, tuurde over de verschansing en werd deerlijk nat. "Kijk," dacht Bavink, "daar heb je waarachtig diezelfde kerel." Hij ging bij hem staan. De boot rolde en steigerde. Japi zat op z'n bankje, hield z'n pet vast en liet zich nat worden. Het duurde nog al wat, voordat i merkte, dat er iemand bij hem stond. "Lekker weertje, meester", zei Bavink.

"Wilt u daarop schrijven?" vroeg ik "Jij, als 't ublieft," zei Japi. "Willen? Ik moet van de ouwe heer. Hij zegt: 't kan zoo niet blijven doorgaan. Ik zie niet in, wat niet. Heeft hij last van me? In vijf weken heb ik maar twee maal thuis geslapen. Geen cent zie ik van hem. Kijk eens hier." Hij stak z'n been uit. Ik zag een splinternieuwen, gelen schoen. "Wat bliksem, dien schoen ken ik."

Woord Van De Dag

fabelland

Anderen Op Zoek