Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 juni 2025
En Japi zat in het water te kijken naar de weerkaatsing van de sterren en zat met zijn rechterhand in het water en zag geen Volharding, zoodat de Volharding om voor ons uit te wijken bijna in de bocht aan den grond voer.
De regen kletterde op 't dak alsof i er door zou komen, de ruiten waren wit van 't water. Japi had geen zin er uit te gaan, dat zag ik wel. Hij stak een sigaar op, keek een poosje naar den rook en vroeg toen: "Die Hoyer, wat is dat toch eigenlijk voor een kerel?" Hoyer en hij konden 't niet goed vinden. Dat had ik wel gedacht. Hoyer was op de penning en een ruwe vent.
Japi was een harde werker geworden. Kort na het bezoek van Bavink zonden ze hem naar Afrika. Binnen de twee jaar was i terug: ziek, half dood. Niemand hoorde iets van hem, tot ik hem op een November-namiddag zag staan achter den steenen wal bij het haventje van Wijk bij Duurstede. Daar stond i naar den modder te staren. Ik had eenige moeite hem te herkennen.
Op zijn kamer vonden ze een stok die van Bavink had gehoord en aan de muur zes briefjes met G.v.d. er op en één met "Ziezoo". De rivier is sedert naar het Westen blijven stroomen en de menschen zijn blijven voorttobben. Ook de zon komt nog op en iederen avond krijgen Japi zijn oude lui het Nieuws van den Dag nog. Zijn reis naar Friesland is altijd onopgehelderd gebleven.
Mijn worst, mijn rijkdom, zoo even nog het onderwerp van mijn mijmeringen over mijn weelde, de worst die ik voor morgen wilde bewaren. Japi wist er raad mee. En ik moet zeggen hij vergat mij niet, hij gaf me twee plakken op elke boterham. Er was toch genoeg. Japi at. Wat kon die kerel eten! Het brood lag naast 'm op tafel en hij sneed maar. Ik begon er schik in te krijgen.
En hij haalde zijn portemonnaie voor den dag. "Hij puilt van de centen. Koekebakker, jong, hij puilt van de centen. Harde riksjes. Morgen ga ik op reis." "Met Bavink?" vroeg ik. "Neen," zei Japi, "niet met Bavink, alleen. Ik ga naar Friesland." "Midden in den winter?" Japi knikte. "Wat doen?" Hij haalde z'n schouders op. "Doen? Niks doen.
"De hoeveelste is dat?" vroeg ik. "De eerste pas. Dat gaat niet zoo gauw. Dat komt, omdat jelui nooit in den handel zijn geweest, jelui weet niet, hoe 'n toer dat is. Wat zal je drinken, kerel? Je neemt me wel niet kwalijk?" en hij doopte z'n pen in de inkt en staarde op z'n papier. "Koekebakker", zei Japi, keek hulpeloos rond en legde z'n pen neer. "'t Gaat niet, ik ben er geen kerel voor.
En toen op een nacht dat het hard vroor, tusschen Kerstmis en Nieuwjaar, toen kwam Hoyer dien wij in maanden niet gezien hadden, en nadat we een tijd hadden zitten kletsen, vroeg i naar Japi. En toen begon i herinneringen op te halen. Hij zou in de punt gaan zitten om uit te kijken, want de Volharding voer toen alles kapot, had nog pas een tjalk in den grond gevaren aan den Omval.
"Zie hier, burger". "Mooi zoo", zei ik, "en wat hebben we daar?" "O", zei Japi, "boeken van Appi." "Leest Appi tegenwoordig 't Handelsblad?" "Neen," zei Japi, "die krant is van mijn ouwe heer, daar stond een advertentie in." "Een advertentie?" "Een advertentie; zie hier, daar even van den ouwen heer gekregen."
"Ik geloof dat ik ziek ben", zei i; "weet je wat je doen moest, haal voor mijn rekening een half maatje ouwe klare, ik zal 't je bij gelegenheid wel teruggeven." Ik stond daar nog met z'n jas over m'n arm. "Trek mijn jas aan", zei i. Ik scharrelde naar zolder; m'n vest was tamelik droog. De tapper woonde vlak bij. Ik schoot Japi z'n jas over m'n vest. 't Natte ding maakte me koud en akelig.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek