United States or Tokelau ? Vote for the TOP Country of the Week !


Izaäk stemde er met een diepen zucht in toe, en begaf zich op reis, vergezeld van twee forsche jagers, om hem tot gidsen en tegelijk tot beschermers in het bosch te dienen.

"En van de gewelfde kamer?" fluisterde Locksley hem toe. "Neen, neen, de Hemel beware mij!" riep Izaäk. "Vervloekt zij het uur, waarop iemand dit geheim vernam!" "Het is bij mij wel bewaard," zei de kapitein, "als mij dit briefje de daarin genoemde som verschaft. Maar hoe is het, Izaäk? Zijt gij dood? Zijt gij verstomd?

"Dan zoudt gij u immers blootstellen aan de onbeschaamde oogen van die honden van Ismaël en Edom," fluisterde Izaäk, met een achterdochtigen blik op de menigte ridders en knapen.

Als er schade aan komt, zal het u niets kosten als er huurgeld voor wezen moet, zal Kirjath Jaïram u zulks schenken ter liefde van zijn bloedverwant Izaäk. Vaarwel! Maar hoor eens, goede jongeling," zeide hij, zich omkeerende, "waag u niet te veel in het ijdele gewoel; ik spreek niet uit vrees, dat het paard of de wapenrusting letsel krijgen, maar om uw eigen leven en lichaam."

"Hij wordt zeer dankbaar, zeer ootmoedig erkend, en zal nog meer erkend worden; maar thans niet; ter liefde van uwe beminde Rachel, vader, willig mijn verzoek in, thans niet!" "Ja maar," zei Izaäk dringende, "men zal ons voor ondankbaarder houden dan de stomme dieren." "Maar gij ziet, lieve vader, dat Koning Richard tegenwoordig is, en dat "

Mij dunkt, naar het gewicht te oordeelen, dat er nog wel twee honderd zechinen in deze beurs zijn." "Ik heb aan Izaäk," zeide de Sakser, "tachtig zechinen betaald, en hij heeft er mij honderd in de plaats gegeven." "Hoe! wat!" riepen alle roovers tegelijk; "durft gij met ons spotten, dat gij ons zulke onbeschaamde leugens vertelt?"

"Edele Jonkvrouw," begon de ridder van Ivanhoe opnieuw, en wederom haastte zich Rebekka hem in de rede te vallen. "Geef mij dien eeretitel niet, heer ridder," zei zij. "Het is goed, dat gij dadelijk verneemt, dat uwe verzorgster eene arme Jodin is, de dochter van Izaäk van York, dien gij onlangs zoo liefderijk en vriendelijk behandeld hebt.

Zij verzekerden hem dan ook, dat hunne paarden daardoor ongewoon gevaar liepen. Ten laatste ontstond er tusschen Izaäk en zijne wachten een doodelijke veete over de hoeveelheid wijn en bier, welke bij iederen maaltijd mocht gebruikt worden.

Ik kan de verwijten van hem, die verliest, verdragen, al zijn die ook van een Jood. Gij waart zoo geduldig niet, Izaäk, toen gij het gerecht inriept tegen Jacques Fitzdotterel, omdat hij u een onmeedoogenden woekeraar noemde, nadat uwe afpersingen zijn vaderlijk erfgoed verslonden hadden." "Ik zweer op den Talmud," hervatte de Jood, "dat men u in die zaak verkeerd onderricht heeft.

Waarom moet uw dood mijne grijze haren naar het graf brengen, zoodat ik in de bitterheid van mijn hart God vervloek en sterf?" "Broeder," riep de Rabbijn verbaasd, "zijt gij een vader in Israël, en uit gij zulke woorden? Het kind van uw huis leeft toch zeker nog?" "Zij leeft," antwoordde Izaäk; "maar het is als Daniël, die Beltsazar genoemd werd, toen hij in den leeuwenkuil was.