Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 juni 2025
Izaäk slaakte een diepen zucht, en begon de handen te wringen en zich weder aan neerslachtigheid en wanhoop over te geven. Maar de aanvoerder der schutters nam hem ter zijde. "Bedenk wel, Izaäk, wat gij in deze zaak doen wilt: mijn raad is, dat gij u dezen geestelijke tot vriend maakt. Hij is ijdel, Izaäk, en gierig; ten minste hij heeft geld noodig, om in zijne verspillingen te voorzien.
Maar wanneer geestelijken en leeken, vorsten en abten, ridders en priesters aan Izaäks deur kloppen, dan leenen zij zijn sjekels niet met onbeleefde woorden. Dan luidt het: "Vriend Izaäk, wilt gij ons in deze zaak een dienst doen, en wij zullen stiptelijk op den dag af betalen, zoo waar God ons helpe! Goede Izaäk, zoo gij ooit iemand dienst gedaan hebt, zoo betoon u mijn vriend in dezen nood!"
"En toch," hernam Izaäk, "moet ik mij naar Templestowe begeven, al ware ook zijn aangezicht gelijk een vurig brandende oven." Hierop verklaarde hij aan Nathan de dringende reden van zijne reis. De Rabbijn luisterde met belangstelling, en betuigde zijne deelneming naar de wijze van zijn volk, zijn kleederen scheurende en uitroepende: "Ach, mijne dochter! Ach, mijne dochter!
Men bad God voor de gehuwden om de gaven der wijsheid en eener talrijke nakomelingschap, men herinnerde hen, "dat de eerste vrouw was geschapen uit een rib van Adam," "dat de vrouw vader en moeder moest verlaten om haar man aan te hangen"; men bad God "hen te zegenen als Izaak en Rebecca, als Mozes en Sippora, en hen kinderen te doen aanschouwen tot in het derde en vierde geslacht."
"Zijt gij Izaäk, de Jood van York?" zeide Gurth in het Saksisch. "Dat doet niets ter zaak," antwoordde Gurth. "Dit raakt mij zoowel als mijn naam u," hervatte Izaäk; "want, hoe kan ik verkeer met u houden, zonder uw naam te weten?"
Misschien kan hij brief en zegel van hem krijgen, om deze bloeddorstige menschen, die hun naam ontleenen aan den Tempel, dien ze onteeren, te bevelen, dat ze niet in dit hun goddeloos voornemen volharden." "Ik zal hem opzoeken," antwoordde Izaäk, "want hij is een goede jongeling en heeft medelijden met de gevangenschap van Jacob.
"Het is onmogelijk," zei de ongelukkige Jood, "het is onmogelijk, dat dit wezenlijk uw voornemen zou zijn! De algoede Vader der natuur heeft nooit een hart geschapen, dat in staat was zulk eene wreedheid te begaan." "Vertrouw daar niet op, Izaäk," zei Front-de-Boeuf; "dat zou eene noodlottige dwaling zijn.
"Stil, Izaäk," zei de roover, "of ik bemoei mij niet meer met uw zaken. Wat zegt gij van dezen voorslag, Prior Aymer?" "De zaak," antwoordde de Prior, "kan van twee kanten beschouwd worden; want zoo ik van den éénen kant eene goede daad verricht, zoo is die van den anderen kant ten voordeele van een Jood, en in zoover in strijd met mijn geweten.
"De schelm naast den nar zou nog erger zijn," hernam Wamba, "en de Jood naast den ham het ergste van alles." "Gij hebt gelijk, vriend!" riep Prins Jan; "gij bevalt mij. Hier, Izaäk! leen mij een handvol daalders."
"Gij zegt de zuivere waarheid, Rebekka," zei Izaäk, voor deze gewichtige gronden zwichtende, "het ware heiligschennis, om de geheimen der gezegende Mirjam te verraden; want het goede, dat de Hemel geeft, moet niet roekeloos aan anderen verkwist worden, het mogen dan gouden talenten of zilveren sjekels, of de geheimen van een wijzen geneesheer zijn; zeker moeten ze bewaard worden door hen, aan welke de Voorzienigheid ze heeft geschonken.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek