Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 oktober 2025
"Bedrogen!" herhaalde Lodewijk, mij schuins aanziende: "vergun mij u te zeggen, Mijnheer Huyck! dat dit een uitdrukking is, welke ten dezen niet te pas komt. Gij meent ongetwijfeld toen hij bemerkte, dat ik hem bij den neus had gehad." "Indien gij oordeelt, dat deze laatste uitdrukking zachter is," zeide ik, koeltjes, "dan heb ik er vrede mee: de beteekenis blijft toch dezelfde."
"Hm!" zeide Doedes: "uw opinie niet gevraagd deposeeren meer niet." "Maar," vroeg Reynszen aan Pulver: "hoe kwaamt gij daar aan het duin met uw makker?" "Wij waren uitgegaan om den Heer Huyck te zoeken, over wiens lang wegblijven wij ongerust begonnen te worden," antwoordde Pulver in zijn eenvoudigheid. "Er was dus reden, om ongerust te wezen?
En och heden! ik kan het u wel zeggen, Mijnheer Huyck! UEd. zal er toch geen misbruik van maken: ik weet heel goed, wat het liedje was, daar hij de wijs van neuriede, en waarom de oude Heer er zoo korzelig over was. Het is omtrent zoo: Ja! Zij is aardig, jong en teer; Maar 'k min de gulde vrijheid meer. Ik wil, ik wil haar niet.
Mevrouw Van Bempden, mijn nicht Blaek, Mejuffrouw Huyck." "Mefrouw fon Pempten!" herhaalde Weinstübe, terwijl hij dadelijk een zeer nederigen toon aannam en een menigte strijkages maakte: "ick pin zeer verheugd, die eere te heppen. Wie faart de familie?"
"Ik dacht, dat uw dienaars beter wacht zouden gehouden hebben," zeide mijn vader tegen zijn ambtgenoot. "Sapperloot!" zeide deze: "Mijnheer Huyck! zij hebben het werk gedeeld met uw eigen volk: en wie zijn plicht heeft verzuimd is moeilijk uit te maken.
"Nu spreekt gij als alle jonge lieden, die het in hun verheven waan hoogst kwalijk nemen, wanneer men hen niet beschouwt als van een andere klei gevormd dan de overige kinderen van Eva. Neen, Mijnheer Huyck! ik geloof en vertrouw, dat gij een braaf, rechtschapen jongeling zijt, die mij de volstrektste geheimhouding zoudt beloven, en dat wel ter goeder trouw.
"Het eerste wat ik doen moet," vervolgde hij, "is, hier in tegenwoordigheid van den Voorzitter van Schepenen en van den Drost, te verklaren, dat ik den Heer Huyck valschelijk heb beticht ... en dat hij geheel onschuldig is aan de wond, die mij het leven kost." "God zij gedankt!" hoorde ik Amelia, met een flauwe stem achter mij uitroepen, en mijn hart zeide haar dien uitroep na.
Ondertusschen kon ik in haar oogen lezen, dat zij mij nog iets wilde zeggen, doch aarzelde het uit te brengen. Eindelijk scheen zij haar beschroomdheid overwonnen te hebben, en vervolgde, voor zich ziende: "Hoor eens, Mijnheer Huyck! ik heb waarlijk liever, dat UEd. niet gaat.
Al wil je mij niet tot galant, gij ontvangt toch visites van Heeren. Voor Huyck blijft de deur niet gesloten, en wie is deze snaak? Zeker de betaalmeester en chef! He?" "Blaek!" riepen Reynhove en ik, hem van weerszijden bij de hand nemende: "Stel u toch zoo niet aan. Ga met ons!"
"Wel! het zij zoo!" hernam Van Lintz: "Mijnheer Huyck! Ik zeg u nog geen vaarwel; want het schijnt, dat ons noodlot ons, 't zij wij willen of niet, telkens weder in aanraking wil brengen: en wij zullen elkander waarschijnlijk nog wel eens ontmoeten."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek