United States or Faroe Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Overwicht van gulde schijven Die 't ter wereld al bedrijven, Meer als noodelycke Munt Heeft sijn ster hem niet vergunt; Weinigh maeyen, weinigh ploegen, Klein besitt in groot genoegen, En dat middelmaetigh veel, Zijn gevallen tot sijn deel. Maar sijn nieuwe Min-gedachten, Heele dagen, halve nachten, Zijn sijn schatten in 't gemoed, Daer hy ryck af heeten moet.

"'k Wier gevisenteerd en ze vonne op mijn dan ook twee gulde en vijf-en-dertig cente, zijnde 't soldo van wat ik verteerd heb an biere, wijne, thee enne ... room-chocolade,

Door die gelukkige omstandigheden werd deze stad: "'t Prinslijk Delft, 't sieraad der steden, Fijn gesteente aan d' eedle hand, Van 't Vereenigd Nederland, Kroon van Delfland, zout der zeden; Om zijn grijsheid hoog geacht; Om zijn gulde en milde gaven Rijk begiftigd door de Graven", zooals H. Schim zich uitdrukt in zijn "Beschrijving der stad Delft".

Het haar gulde zich in dit vroege zonlicht. De blauwe oogen ontmoetten de zijne. Een gevoel van oneindig medelijden, niet met zichzelven, met zijn geschilderd beeld, kwam over hem. Het was nu al veranderd; het zoû al meer en meer veranderen. Dat goud zoû grijs worden. Die roode en witte rozen zouden verleppen. Voor iedere zonde zoû een smet die bloesem-frischheid bezoedelen.

"Daar kocht ik bij me ontslag een paar schamele kleere voor, en twintig gulde galanterieë: gare, band, zeep, postpapier en zakkammetjes. Want van 'n stijselkissie had 'k 'n marsie met laadjes gemaakt en die ware niet eens vol; voor twintig gulde je ommers zooveel niet. En je mot er netuurlijk minstens de helft op verdiene.

"Maar netuurlijk kan ik je niet al die oplichterije vertelle, want dat zou 'n roman worde, nog zeve maal dikker as de Bijbel ... en die drie maande in Arnem alleen heb 'k 'n duzend gulde of elf op de kop kanne tikke.

"Driè gulde!" schreeuwde de koopman: "drie gulde omdat 't ongeregeld is.... In de magazijne betaal je d'r zèven."..... "Dat l

Nee, 't is maar 'en gulde, dáár, onder de lessenaar, 'k raap em op of geef 'en ander ....Toe, Geer, hóór toch, 'k heb je lief, toe, ik ben zoo ongelukkig ... 'k heb je lief, Geer, och, kom hier".... Weg lessenaar, weg tabouret. Hij naast haar, kijkt bedroefd-vol-liefde.... Zalig! Zalig! "Nog 'en zoen, zóó je hoofd".... , haast gevalle ... Groote God! wat gebeurt er met 'er!

Ook stonden z'n h's er nu weer allemaal in, want 't was voorloopig erg nuchter en zakelijk: "Zie je," vertelde hij "want we ben daar toe' nog 'n week of drie gebleve, na 'k bij 't kappetaal 'n oplichterij had gedaan, groot ... vier duzend acht honderd gulde; bij 't hóóge kappetaal!

En geen wonder: zijne zaken gaan voor den wind: werken, als de "Gulde Winckel" en de "Warande der Dieren," met fraaie kunstplaten van Marcus Gheraerts, waarvoor hij den teekenaar, en bijschriften van Vondel, waarvoor hij den dichter niet heeft behoeven te betalen, hebben vrij wat uitgaven beleefd en zijn in aller handen.