Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 mei 2025
"Voor den drommel," zeide Van Ranst: "ik, die hier zit, heb al zes officieren van de Garde in tweegevecht overhoop gestoken, omdat zij ontkenden, dat Helding de eerste dichter van het gemeenebest was."
"Blaek!... Blaek!..." herhaalde Klaartje, met een uitdrukking van afgrijzen: "liever leed ik het ergste, wat een mensch kan overkomen, dan dat ik aan iemand, die Blaek heette, iets te danken had." "Hoe!" riep Helding: "wat hebben die Heeren u toch gedaan?" "O! spreek er mij niet van," hernam Klaartje: "is niet Lodewijk Blaek de bewerker van mijn ongeluk?
"Mijnheer!" zeide Amelia, zich tot den dichter wendende: "gij zijt een man van jaren: ik bid er u om: vereenig u met mij, om dezen Heeren te verzoeken, mij te verlaten, en te vergeten dat zij mij ooit gekend hebben." "Kom Helding! gij hoort het," zeide Lodewijk, spottende: "neem mij dan bij den arm en gooi mij de deur uit."
"Ik kan u zeggen, mijn waarde Monsieur Helding!" zeide Contour, "dat er geen dichter is, wiens verzen meer bij ons regiment bewonderd worden, dan de uwe." "Het gaat zooverre," zeide Reekalf, "dat twee Luitenants, een Vendrig en drie Kornetten in arrest zijn gezonden, omdat het lezen uwer gedichten hen het parade-uur had doen verzuimen."
Deze en dergelijke redenen had Helding overvloedig de gelegenheid mij te herhalen, gedurende onzen overtocht, die ruim vier en twintig uren duurde, daar wij den wind vlak tegen hadden en dus genoodzaakt waren gedurig te laveeren: en, ofschoon zijn stof tot onderhoud dus noch gevarieerd noch opbeurend was, hoorde ik hem echter liever over dit onderwerp spreken, hetwelk ten minste van zijn goed hart getuigde, dan dat ik gedwongen ware geweest, hem over poëzie te hooren redekavelen of, wat erger was, naar het opzeggen zijner dichterlijke voortbrengselen te moeten luisteren.
Mijn toon was zoo ernstig, dat Helding overtuigd scheen. Nu keek hij mijn vader aan; maar deze schudde het hoofd, en mompelde: "Etiam per interpositam personam donatio consummari potest; maar ik begrijp er niets van." "En mag ik er volstrekt niet naar raden, wie de zender is?" vroeg Helding. "Ik verzeker u," was mijn antwoord, "dat gij daar vergeefsche moeite toe zoudt doen.
"Helding!" riep hij verbaasd: "hoe drommel komt gij hier verzeild, poëet?" "Komt gij uw werk zien, moordenaar van mijn kind?" riep de verbolgen vader uit, zich voor hem plaatsende: "ha! gij dacht, omdat gij gewoon waart den ouden man te bespotten, dat het u ook vrijstond, de dochter te misbruiken. Maar kom! volg mij, en zie wat gij hebt uitgericht."
"Wel, Mijnheer Huyck!" zeide Helding, oprijzende en zijn kort, zwart gebrand, pijpje uit den mond nemende: "neemt UEd. waarlijk zelf de moeite? Waarom heeft UEd. de meid niet boven gestuurd: ik ware wel afgekomen en vriend Heynsz had ons zijn zijkamertje wel afgestaan." "'t Is misschien wat vrijpostig, dat ik zoo op kom loopen," zeide ik: "maar de meid zeide mij, ik moest maar bovengaan.
"Hou u maar bedaard, kindlief!" zeide Helding, terwijl zijn eigen stem beefde: "God zij geloofd, dat ik u weerom heb: wij zullen over het verledene niet meer spreken en alleen over de toekomst denken: maak maar spoedig weer beter te worden, dan gaat gij met mij weer naar Amsterdam en wij zullen een stil en genoeglijk huishouwentje hebben, als vanouds."
"Indien dit zoo is, vriend Helding!" zeide ik: "dan behoeft gij den moed nog niet te laten zakken: en daar het gelukkig toeval wil, dat ik juist denzelfden weg op moet, dien onze vluchtelingen hebben genomen, zoo kunt gij de reis kosteloos met mij maken; en tenzij de vluchtelingen het zeegat uit zijn, kan het niet missen, of wij moeten het verloren schaap terugvinden."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek