Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 27 juni 2025


Als geloovige, verachtte Enjolras dezen ongeloovige; als sober en matig, verachtte hij dien dronkaard. Hij verwaardigde hem met een weinig trotsch medelijden. Grantaire was een miskend Pylades. Immer door Enjolras ruw behandeld en teruggestooten, en toch terugkomende, kon hij nog van hem zeggen: "Wat fraai marmer!"

O. en P. zijn in de volgreeks onafscheidbaar. Men kan naar verkiezing O. en P., of Orestes en Pylades zeggen. Grantaire, een wezenlijke wachter van Enjolras, verkeerde in dien jongelingskring; hij leefde er in; alleen daar behaagde het hem; hij volgde hen overal. 't Was hem een lust, die schaduwen te midden der wijndampen heen en weder te zien gaan. En om zijn goede luim werd hij verdragen.

Grantaire richtte zich eensklaps op, breidde de armen uit, wreef zich de oogen, zag in de rondte, geeuwde, en begreep. De dronkenschap, die eindigt, gelijkt een gordijn, dat weggetrokken wordt. In zijn geheel en met een enkelen blik ziet men alles wat de dronkenschap verborgen hield.

De wijn brengt bij ernstige drinkers slechts een gevoel van achting voort. In de dronkenschap ligt de zwarte en de witte tooverkunst. Grantaire was een wonderbaar droomdrinker. De duisternis van een geduchte dronkenschap, die zich voor hem opende, trok hem aan, in plaats van hem tegen te houden. Hij had van de flesschen afgezien en was tot het slokje overgegaan. Het slokje is de afgrond.

Spoedig was een halve flesch geledigd. "Hebt ge een gat in de maag?" vroeg Laigle. "Gij hebt er ten minste een aan den elleboog," zei Grantaire. En na zijn glas geledigd te hebben, voegde hij er bij: "Nu, arend der lijkredenen, uw rok wordt oud." "Het doet mij genoegen," hernam Laigle. "Daarvan komt het, dat mijn rok en ik zoo goed voor elkaar passen.

Het zijn gesprekken met plotselinge wendingen, waarbij eensklaps het verschiet verandert. Het toeval is de machinist dier gesprekken. Een ernstige gedachte, op grillige wijze uit het gegons van een gesprek geboren, schoot eensklaps door den woordenstroom, waarin Grantaire, Bahorel, Prouvaire, Bossuet, Combeferre en Courfeyrac verward dooreen schermden.

Enjolras beschouwde hem met verachtenden blik: "Grantaire, ge zijt onbekwaam te gelooven, te denken, te willen, te leven en te sterven." Grantaire antwoordde met ernstige stem: "Ge zult zien."

"Ik." "Gij zoudt republikeinen willen leeren! gij, in naam der beginselen, verkoelde harten verwarmen!" "Waarom niet?" "Zoudt gij tot iets deugen?" "Ik maak er eenigszins aanspraak op," zei Grantaire. "Gij gelooft aan niets." "Ik geloof aan u." "Wilt ge mij een dienst doen, Grantaire?" "Alles, uw laarzen poetsen." "Nu, bemoei u dan niet met onze zaken. Slaap uw absinth uit."

"Joly, leen mij tien sous," zei Laigle, en zich tot Grantaire wendende: "Leen mij tien sous, Grantaire." Dit maakte twintig sous, welke Laigle aan den knaap gaf. "Ik dank u, mijnheer," zei het jongetje. "Hoe heet ge?" vroeg Laigle. "Navet, de vriend van Gavroche." "Blijf bij ons," zei Laigle. "Ontbijt met ons," zei Grantaire.

Ge zijt liefderijk en bedeesd; ge hebt koontjes die den zusterkus wachten en lippen die den liefdekus willen." "Zwijg, vat!" riep Courfeyrac. Grantaire antwoordde: "Ik ben meester in de minnekunst." Enjolras, die op de barricade stond met het geweer in de hand, richtte zijn schoon, ernstig gezicht op. Enjolras had, zooals men weet, iets van den Spartaan en den Puritein.

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek