United States or Madagascar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Kuisch op de aarde, maar verbonden voor de eeuwigheid. 't Zijn zielen met zintuigen. Zij slapen samen in de sterren." Grantaire begon zijn tweede flesch en zou misschien een tweede redevoering hebben begonnen, toen een nieuw wezen uit het vierkante luik kwam oprijzen.

Zich daarop met zachtheid tot Enjolras wendend, vroeg hij: "Veroorlooft gij 't mij?" Glimlachend drukte Enjolras hem de hand. De glimlach was nog niet verdwenen, toen de geweren losbrandden. Enjolras, wien acht kogels getroffen hadden, bleef tegen den muur staan alsof de kogels er hem aan genageld hadden. Slechts liet hij het hoofd zinken. Verpletterd zonk Grantaire aan zijn voeten.

't Is noodzakelijk, dat men hen ga spreken en opwekken. Zij vereenigen zich bij Richefeu. Men kan ze er tusschen twaalf en één ure 's middags vinden. Die asch moet aangeblazen worden. Ik had hiervoor op dien verstrooiden Marius gerekend, die overigens zeer goed is, maar hij komt niet meer. Ik heb iemand noodig voor de barrière du Maine; maar heb niemand." "En ik ben er," zei Grantaire. "Gij?"

"Grantaire," zeide hij ernstig, "ik zal u op de proef stellen. Ga naar de barrière du Maine." Grantaire woonde in de nabijheid van het koffiehuis Musain. Hij ging; maar kwam vijf minuten later terug. Hij was even te huis geweest om een vest

Dat fanatisme was geen idee, of geen dogma; geen kunst, of geen wetenschap; 't was een man: Enjolras. Dezen bewonderde, beminde en vereerde Grantaire. Bij wien sloot zich deze bandelooze twijfelaar, in dezen phalanx van absolutisten aan? Bij den meest absoluten van allen. Op welke wijze onderwierp Enjolras hem? Door zijne ideeën? Neen. Door zijn karakter.

Hij zou met Leonidas in de Thermopylen gesneuveld zijn, en met Cromwell Drogheda verbrand hebben. "Grantaire!" riep hij, "ga uw roes ergens elders uitslapen. 't Is hier de plaats der geestvervoering, niet der dronkenschap. Onteer de barricade niet." Dit toornig woord maakte op Grantaire een zonderlingen indruk. 't Was alsof hem een glas koud water in 't gezicht was geworpen.

Hij opende de deur, trad binnen, kruiste de armen, terwijl de deur tegen zijn schouder dicht viel, en sloeg een blik door de kamer, die vol tafels, mannen en rook was. Een stem klonk in dien nevel en werd levendig door een andere stem beantwoord. 't Was Grantaire, die met een ander aan een marmeren tafeltje zat domino te spelen.

Er brandden twee kaarsen, een op een geheel groenkoperen blaker, de andere in den hals van een gebarsten karaf. Grantaire had Joly en Bossuet tot drinken verleid, daarentegen hadden Joly en Bossuet Grantaire weder tot vroolijkheid gebracht. Sedert den middag was Grantaire reeds over den wijn, een kleine bron van droomerijen.

Grantaire nam een tabouret en zette zich. Toen Gibelotte Grantaire zag, zette zij nog twee flesschen wijn op de tafel. Dit maakte te zamen drie. "Wilt gij dan twee flesschen ledigen?" vroeg Laigle aan Grantaire. Grantaire antwoordde: "Allen zijn schrander, gij alleen zijt onnoozel. Nooit hebben twee flesschen een man verschrikt." De anderen waren begonnen met eten. Grantaire begon met drinken.

"De groote blonde," merkte Grantaire op, "is Enjolras, die u laat waarschuwen." "Willen wij gaan?" vroeg Bossuet. "Het regent," zei Joly. "Ik heb gezworen in 't vuur te gaan, maar niet in 't water. Ik wil niet verkouden worden." "Ik blijf hier," zei Grantaire. "Ik houd meer van een ontbijt dan van een lijkkoets." "Dus: wij blijven," hernam Laigle. "Nu, dan gedronken.