United States or Slovenia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen zij en naderhand ik zoo zwaar ziek waren, dacht ik bij mezelve: "Ziehier iemand, die gloeit van geestdrift voor eene edele zaak, die oprecht en vurig wil, het Goede dienen, zooals haar dit het beste lijkt; zij waant zich sterk om bergen te verzetten, en zie, daar ligt zij weerloos, machteloos!

In den loop der jaren werden de bruiloftszangen gekuischter, verzwegen de zangers, wat niet meer gezegd worden mocht, en in 1824 zingt Spandaw in een »Echtzang«: »Gij wacht hier, bruidegom, geen dartle minnezangen, Geen cithertonen, waar Idalisch vuur in gloeit..«

Zoo 't mannenhart u niet voldoet, Zoek dan in 't vrouwenhart: Een goudmijn is haar teêr gemoed Van vreugde en zoete smart! Ziet, hoe dáar, rijker dan uw droom. De reinste liefde gloeit, En, als het stofgoud in den stroom, Door al heur aadren vloeit! Versmaadt uw hart dat Tooveroord, O aarzel dan niet meer! Trek dan naar 't verre Goudland voort Gij vindt er de armoê weêr!

'k Drink, wijl ik u voel en zie, Majesteit, macht, harmonie, Als op dat waar zij naar kijken Minnaar en kameleon lijken; Als de teedere oogjes schouwen Van viooltjes naar den blauwen Hemel, tot hun kleuren zijn Als 't azuur zoo puur en fijn; Als een grijze vochtge mist Gloeit gelijk vast amethyst Tegen den berg in 't West dien hij omhult, Wen de zonsondergang bleek-guld Slaapt op zijn sneeuw, en 't teedre daglicht schreit Om eigen eindigheid.

Met verfijnd materialisme krijgt men te horen »welk een smachtende schoonheid tranen aan een maagd schenken: het wit en het zwart in het oog vloeit te samen, terwijl het oog als een bron zwelt; het wit glinstert als een narcis, het zwarte gloeit als een viooltje, en de tranen die in het oog samengedrongen worden schijnen te glimlachen."

Als nu de heele hemel daglicht wordt komt van onder de purpertinten, die over kabbelende golfjes heen wegglijden, het diepe blauw van de baai op, blauw dat is als blauw vuur. Een liggende laaie gloeit het water.

HELENA. Wat oogst toch de eene liefde, de andre hoon! Wij gelden in Athene als even schoon; Wat helpt dit, vindt Demetrius het niet? Die wil niet zien, wat ieder ander ziet; En is hij dwaas, als hij voor Hermia gloeit, 'k Ben even dwaas, als mij zijn aanblik boeit. Zelfs aan wat leelijk en nietswaardig is, Leent liefde schoonheid en beteekenis. Zij ziet niet met het oog, maar met het hart, Van daar is ze in haar oordeel vaak verward, En daarom heet de God der liefde blind, En is zijn beeltnis een gevleugeld kind, Dat onbesuisd, niet ziende, in 't wilde vliegt En in zijn keus zoo dikwijls zich bedriegt. Zooals bij 't spel een knaap geen eed ontziet, Ontziet des noods de Liefde een meineed niet: Eer Hermia Demetrius ontstak, Werd eed op eed, als hagelslag op 't dak, Aan mij gedaan; die hagel, ach! verdween En vloeide weg, toen h

"Ik laat mij villen," zei Sancho, toen hij die hitte op zijn lichaam bespeurde, "als wij niet al midden in dat vuurgebied of er althans heel dicht bij zijn. Mijn gezicht gloeit als vuur en 't zou wel goed wezen, dat ik mijn blinddoek eens afnam, om te zien, op wat hoogte we eigenlijk zijn." "Doe dat vooral niet!" waarschuwde Don Quichot.