Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 5 mei 2025


De trillende aadren zijn den vluchteling gezwollen. Zijn gloeiende adem schijnt tot lillend schuim te stollen Om d' opgestoken snuit. Zijn puilend oog, van bloed Doorspat, wordt haast onzeekre leidsman voor zijn voet. Zijn kracht schept voedsel uit zijn woede.

Zoo drong in dien arbeider door de kennis, en maakte zijn bloed in zijn aadren anders, zoodat zijn beenen en dijen en vuisten anders werden en opgroeiden tot daden. Hij zat daar lang zooals een donkre bloem in de schaduw. De gloed der wetenschap om hem. Zijn hoofd was als een vlam van kennis.

Denkt gij hier wel aan, Dat we in u zullen leven, een voor een, Als dierlijk leven, en ofschoon wij niet De ziel die in u brandt kunnen verduistren, Dat wij daarneven zullen wonen, als Een ijdle luide menigt, folterend De zelftevredenheid der wijste menschen; Wij zullen zijn ontzettende gedachte Onder uw brein, en leelijke begeerte Rond uw verbaasde hart, en bloed dat kruipt In doolhof van uw aadren als zieltoging.

't Is of die schepping hier hem recht verblijdt Maar hoe, wat wondere aandrift grijpt mij aan? 't Was alles zacht en kalm wat ik ervoer: Waar is mijn rust gebleven? Ik ontroer. Wat stormt er zoo door borst en aadren heen? Een nevel ligt op alles uitgespreid: De Hemel-zelf in al zijn majesteit Deinst uit mijn oog: 'k zie hem en hem-alleen!

Pleng 's hemels wijn, o Ida's Ganymeed, Doe hem als vuur de kunstge bekers vullen, En van den bloem-doorweven godenvloer, Verrijs, al-zegevierende muziek, Als dauw van de aard onder der scheemring starren! Drinkt! dat de nectar door uw aadren cirklend De ziel der vreugde zij, gij eeuwge Goden, Tot jublen uitbarst in één wijde stem, Als melodie van de Elyseesche winden.

Een frissche kracht vloeit door mijn aadren heer Daar is een wondre vlugheid in mijn leên, Als droegen mij onzichtbre vleuglen voort Waarheen ik wil... Wat dunkt u van dit oord? Zie, wij genoten menig lieflijk uur Te midden van den Lusthof der Natuur: Maar nooit begroette mijn bewondrend oog Een plekjen gronds, zoo onuitspreeklijk rijk. Ha, welke boomen! Waarlijk, hemelhoog!

Te bejammeren is het, dat hij van de verbazing der goede Haarlemmers, en in het bijzonder van de oudelui Koster over al dat spectakel, geene andere melding maakt, dan in de woorden: "En nieuwe levenskracht vloog door elks aadren om."

'k Ben de Aard, uw moeder, in wier steenen aadren Tot 't laatste nerfje van den hoogsten boom, Wiens dun geblaart trilde in de ijskoude lucht, Vreugd stroomde, als bloed stroomt in een levend lijf, Toen gij haar schoot gelijk een gloriewolk Ontreest een wezen van geweldge vreugd!

Zoo 't mannenhart u niet voldoet, Zoek dan in 't vrouwenhart: Een goudmijn is haar teêr gemoed Van vreugde en zoete smart! Ziet, hoe dáar, rijker dan uw droom. De reinste liefde gloeit, En, als het stofgoud in den stroom, Door al heur aadren vloeit! Versmaadt uw hart dat Tooveroord, O aarzel dan niet meer! Trek dan naar 't verre Goudland voort Gij vindt er de armoê weêr!

Neen, ô neen, Ik smeek geen wraak, ô God! ik smeekbarmhartigheên. Toon my hem! Wien ik, mijns ondanks, nog in 't bevend hart omklem! Naar wien ik in den slaap nog de armen uitstrek, gloeiend Van schaamte, en van een vlam....! Ja, door mijne aadren loeiend En klaatrend overheert ze en volgt my waar ik 't pand Van zijne omhelzing draag, met onuitdoofbren brand. Mijn God!

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek