United States or Brazil ? Vote for the TOP Country of the Week !


Waarachtig, het is waar.... Ik had het vergeten....! Ja, ja, je krijgt het, mijn jongen, terug.... Maar en hij bladerde ; zie, Frontinus, hier is het, hier is het, hier heb ik het al: Anxuris æquorei placidos, Frontine, recessus, Et proprius Baïas....

Waarom ze niet te zenden als legionariï in de auxilia-troepen naar Moezië of Pannonië, meende Frontinus. Ik beken, zei Plinius; dat ik niet weten zoû hoe met ze te handelen als ik over ze te oordeelen had. Wat ik van hen weet, is, dat zij zich verzamelen en hun Christus aanbidden met goddelijke eer.... Hij werd onder Tiberius gekruisigd, meende Tacitus.

Wat zal ik het waardeeren, zoo niets u verhinderen zal onze voorstellingen bij te wonen! Vooral de eerste, waar alles wat Rome voornaam, aanzienlijk, geletterd, geleerd bezit, zal samen stroomen! Ik zal komen, ik zal komen, Lavinius, verzekerde Martialis; en wij zullen allen komen: Plinius, Quintilianus, Tacitus, Frontinus, Suetonius....

De Keizerin, fluisterde hij, met de lippen, nauwelijks hoorbaar. Past op.... en hij keek even schuin naar den Jager. Een spion? vroeg Suetonius. Neen, zei Frontinus; een brave kerel, de groote, sterke vriend van dien knaap daar. Maar de geliefkoosde gladiator, bestiarius en lanista van den Keizer. Zij haten hem niet, de gladiatoren....

De Keizer zal niet verschijnen, hoorde ik, zeide Frontinus; Domitianus is ziek.... Hij moet gisteren, na den moord op Nigrina, als bezeten geweest zijn; hij houdt zich verborgen.... Gegroet, Quintilianus; gegroet, Tacitus! De Keizer? Neen, de Keizer zal niet verschijnen, verzekerden Tacitus en Quintilianus.

Die druk was ook niet van de eenvoudiger ziel van Frontinus, den proconsul, die onder Agricola in Britannië de Romeinsche legioenen geleid had en die, vleiende, in zijn Boek der Krijgslisten Domitianus een groot veldheer genoemd had, een overwinnaar van Galliërs en Germanen.... Nu, van alle eerzucht bevrijd, rustig meenende te leven in Rome zijn rijperen leeftijd van krijgsman, die reeds den ouderdom naderen voelde, boog hij ook onder den druk, om zich, om zijne vrienden, om Plinius, die laat was.... Tusschen hen allen, zeer geëerd, zéer bekend door heel Rome, zat, berustigd misschien omdat hij zoo oud reeds was, Verginius Rufus, wien het gewicht aller eervolste ambten op de schouders gedrukt had, die, na Vitellius, ter eere der Flaviërs Vespazianus en de zijnen of wellicht uit wijsgeerigen afkeer het hem aangeboden keizerlijk purper geweigerd had en die nu wachtte, wachtte, zoo als een grijsaard, met de zacht toestemmende knikking zijns ouden hoofds, wachten kan.... En alleen niet dien druk, die wachting, die sombere melancholie gevoelde de jonge Suetonius, Caïus Suetonius Tranquillus, rustig onbewogen zijn gemoed als zijn derde naam, zoon van een tribuun, rechtsgeleerde, leerling, als iedereen-van-studie in dien tijd, van Quintilianus; beginnend letterkundige, die geschreven had over Spelen en Zeden en Gewoonten van Rome en Hellas, nog niet de latere, beroemde geschiedschrijver, maar wel reeds de ietwat droge, sobere, fantazie-looze ziel, die alleen gevoelde, dat zijn eigen toekomst nog doemen zoû....

Dus de Keizer zal niet verschijnen? vroeg de oude Verginius Rufus: hij was tusschen Plinius en Frontinus binnen gekomen; zij hadden hun bronzen tesseræ, met den maskerkop er op gegraveerd, den opzichter overhandigd; zij namen plaats nadat de opzichters hunne kussens beleefderig hadden opgeschikt: zij groetten, hier en daar, toe naar de ridderbanken; zij wuifden naar de Senatoren de hand; Senatoren stonden op, begroetten hen; er was onderlinge plichtpleging.

Plinius, Frontinus en Quintilianus, rondom den ouden Verginius Rufus, waren wachtende in de volgende, kleinere wachtzaal, die toegang gaf tot de galerij, waar men aan het einde, door het opengetrokken velum, den Keizer meer zag liggen dan tronen.

Ja, hij was er dan toch in geslaagd een paar komedianten te koopen, een paar er te huren: hij zoû ze in Neapolis vinden, waar zij op dit oogenblik nog speelden in particuliere Spelen en hijzelve had zich kort geleden een reiskar gekocht met twee buffels: Syrus en Afer zouden voor zitten en om beurten de beesten mennen, en hijzelve en Cecilius en Cecilianus zouden, met de bagage en de nieuwe tooneelmaskers, die hij van zijn edele patronen, Verginius Rufus, Plinius en Frontinus ten geschenke ontvangen had, het geriefelijk hebben binnen de kar, die, nog niet overhuifd, stond te wachten waar de Suburra zich verbreedde en het voertuig met de breede buffels geen verstopping veroorzaakte.

Zij moeten goed gezegd worden en die knapen spreken zuiver. De kluchtige mimus-rollen zijn eigenlijk veel zwaarder, vermoeiender; dat zijn dan ook akrobaten, die die spelen.... Decimus, vroeg Martialis den slaaf achter zich; schenk mij gekoeld water in.... De slaaf schonk hem een gecizeleerden, kristallen beker vol met gekoeld water. Een epigram, Martialis? vroeg Frontinus.