United States or Iceland ? Vote for the TOP Country of the Week !


"En wat denk-je dan van mij?" "Dat je van een menschensoort bent, dat Frieda niet appreciëert." Ze zweeg, en speelde nerveus met haar glas. 't Was vreemd, dat ze met hem veel minder goed praten kon dan met Gerard; met dien kwam 't intieme, 't belangrijke vanzelf; met Eduard liep elk gesprek dadelijk dood, terwijl ze juist aan hem zoo graag haar vertrouwen zou willen geven.

Al haar handschoenen waren ook heelemaal schoon, en ze schommelde in de laden van Frieda en Mary; daar was wel wat te doen: warm water maken, zeep raspen, goddank, nu leefde ze weer, in de koele lucht, met de beweging; lekker, zoo met haar handen in 't warme sop voor 't raam te staan; de waschkom kantelde wel wat op de vensterbank, maar 't zou wel houden, en de wind was zoo frisch tegen haar gezicht.

Hans en Wim waren aan 't ver-springen over de sloot, zonder stok; en Eduard ging aan den kant zitten om 'n fluitje van het riet te maken, dat schallende klank gaf over den stillen weg. Hij moest er toen ook een voor Go maken en voor Else en voor alle meisjes, behalve voor Frieda, die 't "afschuwelijk" vond, toen ze toeterend en krijschend naar 't hôtel terugkuierden.

»Voor onze helden wijn, en voor de Engelschen water," zeide Frieda, en in lange, gulzige teugen dronken de gekwetsten de bekers leeg. Toen dankten zij voor de genoten vriendschap, groetten het gastvrije Waterfontein en reden snel weg. Maar moeder Jansen staarde hen na en zeide: »Welk een dag! Welk een nieuwjaar!" Ja, welk een nieuwjaar!

Maar Frieda keek 'm aan met ongewone zachtheid in haar donkere oogen, en zei: "Dat we beneden Hans staan, zullen we wel allemaal moeten bekennen... Z'n leven is voor ons een voorbeeld geweest. Maar al hebben we niet 't recht hard te zijn: z'n dood was zeker 'n misslag.

"Omdat die vent nu zekere capaciteiten heeft, die wij, jongens, niet in 'm kunnen waardeeren," zei hij tegen Frieda, "moet 't hier nou per se 'n backfischen-bewaarplaats worden; die vinden 'm natuurlijk allerliefst."

Ze schudde stil haar hoofd, keek dankbaar de tafel langs: Elsi en Henri daar, Frieda tusschen Hans en Beerenstijn dat was de eenige, die de vrouwenhater nog wel kon lijden zij naast Eduard, Rolands aan den anderen kant. Dat was 'n stil ventje, zou haar niet storen; Eduard had háár gevraagd, beteekende dat, dat hij haar aardig vond?

Moesje had gezegd: "Maak nooit misbruik van je vrijheid," maar ze had de jongens toch niet in den winkel kunnen ontvangen, vooral niet in die omstandigheden... Gerard hoorde haar de snikken in haar zakdoek smoren: "Ben-je bijna klaar?" riep hij uit den hoek van de kamer, waar hij water kookte voor thee. "Ja, dadelijk." En vlugger pende ze het briefje aan Frieda.

Andere jongens kwamen er bij, dandy-achtige heertjes, die allemaal iets hadden, dat Go even aan Eduard denken deed. Ze stonden in 'n groote groep; alleen Henri en Else waren in het kamertje gebleven. "Maar wat zie-jij er vreeselijk slecht uit, Elders," zei Frieda opeens tegen Hans. Ze noemde de jongens altijd bij hun achternamen, ook hierin toonend haar mannelijke vriendschap.

Hij groette nog na bij de deur, waar ze zich dadelijk in groepjes verdeelden. De Veer en Hoefman brachten Frieda naar huis, die op de Jan v. Goyenkade woonde; Han en Else trachtten samen vooruit te loopen, maar Rolands bleef bij ze, kinderlijk-onbewust van de minder-wenschelijkheid van z'n gezelschap.