Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 juli 2025


LUCIANA. Nu 'k huw wel eens en neem de proef er van. 42 Daar komt uw dienaar; spoedig volgt uw man. ADRIANA. Nu, is de komst uws tragen heers op handen? DROMIO VAN EPHESUS. O, spreek mij niet van zijn handen, mijn ooren weten er al genoeg van en kunnen er van meepraten. ADRIANA. Gij hebt hem dus gesproken? en wat doet hij? DROMIO VAN EPHESUS. Zijn doen? dat heeft hij mij aan 't oor verteld.

ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Ik heb op 't oogenblik het geld niet bij mij, En heb ook in de stad nog iets te doen. Breng, beste heer, den vreemd'ling naar mijn huis, En neem de keten mee en vraag mijn vrouw, Dat zij die in ontvangst neem' en voldoe. Misschien ben ik er even vroeg als gij. 39 ANGELO. Dus geeft gij haar de keten dan toch zelf?

ÆGEON. Wat ziet gij vreemd mij aan? gij kent mij wel. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Ik heb u nooit gezien, heer, vóór dit uur. ÆGEON. Sinds gij mij zaagt, heeft droef'nis mij veranderd; Door zorgvolle uren heeft de maag're hand Des Tijds mij vreemde trekken ingegrift: Maar zeg mij dan, mijn stem herkent gij toch? ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Ook niet. ÆGEON. En Dromio, gij?

Het Grieksche volk bood den grooten zaaier het eerst een terrein aan, waar zijne zaadkorrels niet op een steenachtigen bodem vielen, maar waar zij integendeel al spoedig in Korinthe, Thessalonika, Ephesus en andere steden diepe wortels schoten. Ook in de Aziatische steden bestonden de eerste Christen-gemeenten schier zonder uitzondering uit Grieken.

ANGELO. Ik meen het ook, heer; ik ontken het niet. ADRIANA. Ik zond u, heer, voor uwen borgtocht geld, Door Dromio; maar 't schijnt, hij bracht het niet. DROMIO VAN EPHESUS. Neen, niet door mij. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. De buidel met dukaten kwam tot mij; En Dromio, mijn dienaar, bracht mij dien.

Wij zijn hier vreemd; hoe komt het in u op, Niet zelf te passen op een som zoo groot? DROMIO VAN EPHESUS. Heer, 'k bid u, scherts zoo, als ge aan tafel zit. Ik kom, vlug als de post, hier van uw vrouw, Doch kom ik weer, dan maakt zij mij tot deurpost, En kerft gewis uw schuld hier op mijn kruin. Is u dan niet, als mij, uw maag een klok, Wier slag u zonder bode huiswaarts drijft?

DROMIO VAN EPHESUS. Te huis gegeten! heer, neen, waarlijk niet. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. En bleef de deur niet dicht, ik uitgesloten? DROMIO VAN EPHESUS. Ja wis, uw deur bleef dicht, gij uitgesloten. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. En heeft zijzelf daar, zij, mij niet beschimpt? DROMIO VAN EPHESUS. In waarheid, heer, zijzelf heeft u beschimpt.

DROMIO VAN EPHESUS. Ja, ik ben een ezel, inderdaad; 't is aan mijn ooren te zien, die lang zijn door uw trekken. Ik heb hem gediend van het uur van mijn geboorte tot dit oogenblik toe, en krijg voor mijn diensten niets uit zijn handen dan slagen.

Men boeie en breng' hen in een donk're cel. Spreek, waarom sloot gij heden mij de deur? ADRIANA. Maar, beste man, ik sloot de deur u niet. DROMIO VAN EPHESUS. En, beste heer, ik heb geen goud ontvangen; Doch ik erken, de deur bleef voor ons dicht. ADRIANA. Gij valsche schurk, gij spreekt in beide onwaar.

Twee uren pas ben ik in Ephesus, En vreemder dan de stad is mij uw taal; Want, hoe ik napluis, wat ik heb gehoord, 'k Begrijp van alles, wat gij zegt, geen woord. LUCIANA. Foei, zwager, zijt ge een ander dan voorheen? Wanneer hebt ge ooit mijn zuster zoo bejegend? Zij liet door Dromio voor het maal u roepen. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Door Dromio? DROMIO VAN SYRACUSE. Door mij?

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek