United States or Saint Martin ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik, ik word dol onder die kalmte! Maar heusch, Henk, ik zal Lawrence vergiffenis vragen, maar je moet me niet slaan, Henk. O, Lawrence, ik smeek je, ik hou zoo veel van je, wees niet boos op me, Lawrence, Lawrence! Zie maar, of ik niet van je hou. Hier is je portret, dat draag ik altijd op mijn borst. Zij was neêrgeknield bij de bank en hief haar gelaat op, als zag zij iemand.

Toen en later was ze 'n vroolijk gezond ding geweest, 'n babbelkous, 'n rap helpstertje van 'r moeder, die geen smetje kon zien, die den heelen dag wreef en plaste 'n giegelende gans, die café-chantant-deuntjes onthield en dol was met lezen.

Men Wralda wiste wel, hwêrvmb-er dêde, ånd Friso thêr-et fata, lêt tha bårnpila ring inna krânboga lidsa. To lik bâd-er thåt nimman skiata ne machte, êr hy skâten hêde. Forth sêid-er thåt wi alle nêi thåt midloste skip skiata moste, is thåt dol god biracht sêid-er, skilun tha ôra him to helpane kvma ånd thån mot alrik skiata sa-r alderbesta mêi.

Alleen Françoise Oudendijk zag hij nauwelijks aan, hoewel zij het niet scheen op te merken, daar zij telkens schertsend hem iets vroeg. Hij deed of hij haar niet hoorde en draaide zich ineens verbaasd naar haar toe, zoodat hij haar vlak in het gezicht zag. Op eens vroeg zij, terwijl zij zijne gardenia even aanroerde: Zeg eens, Paul, hoe komt het toch, dat je tegenwoordig zoo vreeselijk dol bent?

Als het periodiek kinineslikken was, de Papoea's mankeerden nooit; zij vonden het allen even lekker. Dol waren zij op wonderolie, doch ik was er zuinig op. Hoesten leerden ze vlug aan en ach, ze konden zoo met een ongelukkig gezicht, al kuchend, van hun kwalen vertellen. Doch de grofste wonden aan voeten of beenen lieten hen koel; niet waar, dat zat maar van buiten, dat gaf geen lekkeren obat.

De zieke had een sterk bewogen gemoedsleven en een fijn gevoel voor mooie, welluidende taal. En hij was dol op oom Frans. Toen hij gestorven was, vond men in zijn nalatenschap een pakje, waarop met fijne, bevende letters de naam van oom Frans geschreven stond. Dat was het "Gedenkboek." Oom Frans nam het mee naar huis.

"Storm?" herhaalde de Graaf, verwonderd op het dek tredende. "Is de kerel dol? Het is het heerlijkste weer, dat men uitdenken kan." "Naar binnen, Graaf!" riep de schipper, die aan 't roer stond, hem toe: "alle man op het dek! Bergt de zeilen!" "Mij dunkt," zeide Willem, de vermaning des schippers volgende, "dat ons gezag nu geheel naar de maan is.

Ik heb vier duizend acht honderd francs inkomen!.... Gij zult mij als-je-blieft dat jonge meisje ten huwelijk geven, opdat ik haar naar mijn land kunne voeren en opdat gij niet meer over haar zoudt kunnen hooren spreken, tenzij gij zoudt willen rekenen den brief of het telegram, dat gij zoo nu en dan eens zoudt mogen ontvangen!..... En gij vindt dat alles zeer natuurlijk!..... Ik vind 't dol!"

LEANDER. Wel, vader, ga maar by provisie naar d’Alkove. DANDYN. ’k Zal gaan, maar eer ik slaap, wil ik veel eer gelooven, Dat gy zult dol zyn. LEANDER. Wel. Ik zie hem eind’lyk gaan. Dat men hem niet verlaat. Gy Wouter blyft wat staan. LEANDER. ’k Wil u een groot geheim, dat my beknelt, verklaren. Ach! Wouter, ach! WOUTER. Hoe, Heer, moet men u ook bewaaren? LEANDER. Dat scheelt niet veel.

DROMIO VAN EPHESUS. Nu, meesteres, hij is een dolle stier. ADRIANA. Een dolle stier, gij schelm? DROMIO VAN EPHESUS. Niet dat hij horens draagt, maar hij is dol.