Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 juni 2025
Als hij het tweede koepiet meende te beginnen riep Charlot verblijd: "Bruur, manhier Pastoer zit oep ij te wachte, en ha heè ginnen tijt, zeèt-hem." "Zegt dat hem mor oep manne meule komt!" "Watte? denkte ga' da' manhier de Pastoer me zan goei soetaane on, zan eigen in oeve meule go smerig make?..." "Charlot, 't is beter 'ne zak bloem op 'n zwette soetaan, dan 'ne vliegescheet oep â ziel!"
"Ik trijf mè Pallieter!" juichte Marieke. "Gij, gij?" riep bibberend Charlot, "gij, m'n petekind, me Bruur?... Gij?... Och, Jezus, Maria, Jozef!..." En ze viel Pallieter aan zijnen hals, en weende hardop van geluk. En dat kwam aan Pallieter zijn hart, en hij pinkte, beet op de tanden om de tranen binnen zijn oogen te houden, maar hij kon niet, met den besten wil van de wereld.
Maar men vindt het nog slechts in bloei bij volken met hoogst eenvoudige en sobere levenswijze, zoo b.v. bij de Lithauërs. In de Nederlandsche gewesten is het vrijwel uitgestorven. Het lieve stroofje van Cremer in Bruur Joapik: Hier 'en reuske, en doar 'en flikske, Weer 'en tekske en weer 'en strikske; Bluumpkes moar Bij mekoar Rood en gruun veur 't jonge paar
En wat deed hij, "den Bruur"? Hij haalde een koffiekom, maakte er met groene zeep en regenwater een zoppeken in, zocht de zuiverste pijp en zette zich weerom aan de haag. Met de pijp blaasde hij in het water, hard en lang, tot er babbelend een toren van opeengestapelde zeepbellen was uit opgerezen.
Pallieter was door al dien eenvoud waaronder zoo'n groot geloof blonk, zóó geroerd dat er een krop van in zijn keel kwam. "Kom," zei hij, "we gon 't er oek achter." En het boerenvolk met Marieke voegde zich bij den stoet, en hij Pallieter, den Bruur, sloot de processie en droeg een brandend keersken. De ommegang ging zoo voort, en schitterde van ver door de boomstammen.
Maar de vent, ook niet lui gevallen, wipte zich vloekende op en sloeg Pallieter een blauw oog; doch Bruur greep den vent bij de keel en beiden rolden in het slijk. De andere vent kwam bijgeloopen om zijn spitsbroeder te helpen, maar Pallieter sleurde hem mee op den grond, riep: "Holleke bolleke nieve solleke holleke bolleke knol!"
Maar ze waren ver in 't land en daaromtrent geen simpel herbergsken. En hij wrong met moeite speeksel in zijn aan leder gelijkenden mond. Maar na nog een kwartierken gaans, zag hij uit een hollen weg een bierkar koperflitsend komen afgeroteld en hij riep "Hoera!" "Wat is het Bruur?" vroeg Fransoo verschietend. "We hemme deurst en ginder is bier!" riep Pallieter, "lot ons drinken!"
De Pastoor wuifde met zijn zakdoek, en ineens schoot Charlot in een schreeuw, slikte van "Bruur, goejen Bruur!" en verborg heur weenend gezicht achter heuren blauwen voorschoot. ... De twee mannen vaarden nevens de stad. De smoor, die uit de vele schouwpijpen steeg voor het avondeten ging kalm en recht omhoog in de ijle avondschemering, waarin nog zongoud stond. De lampen werden aangestoken.
"O!" riep Fransoo tot Pallieter. "Bruur, zoe iet vinde ni meer van hier toet China! Och, hoe kolossaal!" En de zon, die meer en meer binnenschoof, gaf er een grooter weelde en een inniger leven aan. De pastoor zijn kletskop blonk hevig af tegen de blauwe verte der mastebosschen, en Charlot zat te zweeten van gulzigheid en plezier.
En, toen de bruur van vrouw Janssen, die als ramplesant gediend had, 'en joar loater ien 't darp kwiem, kreeg ie zin in Wiege-Mie en Wiege-Mie in hum en, nog 'en joar loater, en ze wieren 'en poar.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek