Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 4 juni 2025


Het feit is welsprekend en behoeft geene toelichting. In "Fabriekskinderen" onderneemt hij een veldtocht tegen een groot onrecht in Nederland de exploitatie van het kind door de ouders in de fabrieksteden; "van ouwers" als Juffrouw Baks zegt "die zuipen en luieren en d'r eigen onmondig vleesch voor den kost laten zorgen." Met dit voortreffelijk kunstwerk had Cremer veel geluk.

En toen heb ik een critiek geschreven op het valsche sentiment van dien man, die het volk heelemaal niet kende, en het evenmin teekende als Cremer boertjes teekende. Hij speculeerde op de goedkoope tranen van de burgerlui. En nu is een aardige byzonderheid wel deze: In den Haag daar had je en 't bestaat nog, het genootschap "Oefening kweekt kennis", waar allerlei professoren in gezeten hebben.

Zoo strafte Cremer in zijne "Betuwsche novellen" de zeven hoofdzonden telkens in het type van den eenen of anderen boer; zoo schrijft hij een pleidooi voor Frederiksoord en de Maatschappij van Weldadigheid in zijn "Wouter Linge". Cremer heeft Frederiksoord bezocht, hij heeft gezien hoe dringend daar behoefte is aan stoffelijke ondersteuning.

Het verdienstelijke, het ongemeene in Cremer is, dat hij de goedheid van zijn hart op treffende wijze in zijn kunstwerk openbaart. Cremer heeft zijne natuurgenooten lief en gevoelt een diep medelijden voor ieder verdrukt, of onrechtvaardig ter zijde gesteld schepsel. Zijn warm hart voor al wat edel is en rechtvaardig, doet hem ijveren tegen elk onrecht, dat hij meent te ontdekken.

Welk een gloed in de voordracht, als hij den opgeblazen domtrotschen boer uit het "Pauweveerke" in zijn sjees doet voorthollen over den weg; hoe zacht en teeder klinkt de stem van Kruuzemuntje, als zij grootmoeder voorleest uit het sprookjesboek; welk eene schalkheid, als hij eene Overbetuwsche Romeo en Julia doet vrijen in den kersenboomgaard; welk eene kracht als hij den veerman Dorus Giesels met zijne boot over de rivier laat roeien bij opkomenden storm dit alles maakte Cremer tot den grootsten dramatischen kunstenaar van ons vaderland in den verhevensten zin van het woord.

Henry Mitchell Mac Cracker, die over de in September aanstaande Hudson Fultonviering vol geestdrift uitweidde en alle Nederlanders, die over zouden komen al bij voorbaat hartelijk welkom heette. Men weet, dat onze oud-minister, de heer J. T. Cremer op 11 September erheen vertrekt als vertegenwoordiger van Nederland.

Maar men vindt het nog slechts in bloei bij volken met hoogst eenvoudige en sobere levenswijze, zoo b.v. bij de Lithauërs. In de Nederlandsche gewesten is het vrijwel uitgestorven. Het lieve stroofje van Cremer in Bruur Joapik: Hier 'en reuske, en doar 'en flikske, Weer 'en tekske en weer 'en strikske; Bluumpkes moar Bij mekoar Rood en gruun veur 't jonge paar

Want zeker zeg ik niet te veel, als ik beweer dat 't schoon van de streek oorzaak is van den meer dan buitengewonen groei van 't Hôtel natuurlijk niet gerekend buiten de krachtige leiding der heeren van der Grinten en Cremer, de pachters van 't Hôtel, die mede hun aandeel hebben aan de ontwikkeling van 't kleine primitieve Hôtel de Plasmolen tot het modern ingerichte Hôtel van nu, dat iedere toets doorstaat.

"Ambacht?" grinnikt het kind.... daar had hij nooit van gehoord. "Waar verdient hij zijn centen mee?" "Dat doen wellui." "En hoe oud benje al, ventje; benje al zeven?" "Ikke," zegt het jongske, "ikke ben tien." In de geheele letterkundige werkzaamheid van Cremer is geen knapper, geen meesterlijker bladzijde te vinden, misschien wel naïever, teederder, roerender.

De rijkdom zijner waarnemingen deed zich beter, deed zich krachtiger gelden op het papier dan op het doek, en zoo is Cremer de algemeen beminde novellist en romanschrijver geworden, die aan het bloeiend tijdperk onzer Romantiek zooveel luister wist bij te zetten. Ik zal het genot door de lezing of door zijne voordracht der "Betuwsche Novellen" mij herhaaldelijk geschonken, niet licht vergeten.

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek