Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 juni 2025
"Een groote blonde heeft mij op den boulevard gezegd: Kent ge moeder Hucheloup? Ik antwoordde: ja, in de straat Chanvrerie, de weduwe van den oude. Toen zeide hij tot mij: Ga er heen. Gij zult er mijnheer Bossuet vinden en hem van mijnentwege A B C zeggen. 't Is een grap, die men u speelt, niet waar? Hij heeft mij tien sous gegeven."
Zij die staande waren gebleven gingen voort met ernstige kalmte de stukken te bedienen, maar het vuur was verzwakt. "'t Gaat goed," zei Bossuet tot Enjolras. "Wij slagen." Enjolras schudde het hoofd en antwoordde: "Indien wij nog een kwartieruurs zoo slagen, zullen in de barricaden geen tien patronen meer zijn." Het schijnt, dat Gavroche die woorden gehoord had.
Marius glimlachte treurig en zeide: "Ik ben sinds twee uren in die woning en wensch ze te verlaten; maar 't is een rare geschiedenis, want ik weet niet waar ik heêngaan zal!" "Kom bij mij wonen, mijnheer," zei Courfeyrac. "Ik zou de voorhand hebben," hernam L'aigle, "maar ik heb zelf geen woning?" "Zwijg Bossuet," riep Courfeyrac.
Enjolras liet bij de deur der herberg een dertigtal straatsteenen opeenhoopen, die, zeide Bossuet, te veel uit de straat waren genomen. Thans was de stilte, aan de zijde van waar de aanval moest komen, zoo diep, dat Enjolras ieder zijn verdedigingspost deed hernemen. Men deelde aan allen een rantsoen brandewijn uit.
Schaepman heeft in sommige van zijn artikelen alleraardigste beelden gebruikt. Zoo wist hij b.v. te vertellen, dat ik "den pauwstaart van mijn ijdele belezenheid had uitgezet" en toen ik mij over Bossuet, u weet: de zeventiend' eeuwsche Fransche prediker, toen ik mij daar in minder prijzende woorden over had uitgelaten, schreef hij, dat ik "het hondje speelde tegen monumenten."
Dit alles was zoo snel in zijn werk gegaan, dat het gedaan was eer men er buiten de herberg iets van gemerkt had. Javert had geen kreet gelaten. Toen men Javert aan de kolom zag gebonden, kwamen Courfeyrac, Bossuet, Joly, Combeferre en de mannen, die zich tusschen de barricaden bevonden, toeloopen.
En hun zwoelheid zonk in hem en doortrok zijn wezen en werd een deel daarvan, voor goed. Maar gelukkig, aan de voorraad romans kwam een einde. Vader en zoon vonden in de boeken van Suzanna's voogd, den predikant, afkomstig, nieuw voedsel om hun leeshonger te stillen. En dit was beter kost: Bossuet, Ovidius, Plutarchus.
Hij had nog slechts een stomp van vier degens over; één meer dan Frans I te Marignan. Toen er geen levende aanvoerders meer waren dan Enjolras en Marius aan beide einden der barricade, zwichtte het centrum, dat Courfeyrac, Joly, Bossuet, Feuilly en Combeferre zoo lang verdedigd hadden.
Toen de straatsteenen, bestemd voor de laatste verdediging, geplaatst waren, deed Enjolras de flesschen naar de eerste verdieping brengen, welke hij onder de tafel had gezet, waarop Mabeuf lag. "Wie zal ze drinken?" vroeg Bossuet. "Zij," antwoordde Enjolras. Toen barricadeerde men het benedenvenster en men hield de ijzeren boomen gereed, die dienden om des nachts de deur der herberg te sluiten.
't Is iets wonderbaars, dat men koud als ijs en moedig als vuur kan zijn." Enjolras scheen niet te luisteren, maar iemand, die dicht bij hem ware geweest, had hem kunnen hooren fluisteren: "Patria." Bossuet lachte nog, toen Courfeyrac riep: "Iets nieuws!" En met de stem eens deurwachters, die iemand aankondigt, voegde hij er bij: "Ik heet achtponder."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek