Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 juni 2025
Bossuet ging langzaam het advocaatschap te gemoet, want hij studeerde op dezelfde wijze als Bahorel. Bossuet had zelden een woning, soms in 't geheel niet. Nu logeerde hij bij dezen dan bij genen, meestal bij Joly. Joly studeerde in de geneeskunde en was twee jaren jonger dan Bossuet. Joly was de jonge ingebeelde zieke.
Het zijn gesprekken met plotselinge wendingen, waarbij eensklaps het verschiet verandert. Het toeval is de machinist dier gesprekken. Een ernstige gedachte, op grillige wijze uit het gegons van een gesprek geboren, schoot eensklaps door den woordenstroom, waarin Grantaire, Bahorel, Prouvaire, Bossuet, Combeferre en Courfeyrac verward dooreen schermden.
De straat de la Chanvrerie was niet langer dan een karabijn droeg. Bossuet bracht zijn beide handen als een spreektrompet voor den mond en riep: "Courfeyrac! Courfeyrac! hohee!" Courfeyrac hoorde dien roep, bespeurde Bossuet, deed eenige schreden in de straat Chanvrerie, roepende: "wat wilt ge?" dat gekruist werd met: "waar gaat ge heen?" "Een barricade maken," antwoordde Courfeyrac.
"De groote blonde," merkte Grantaire op, "is Enjolras, die u laat waarschuwen." "Willen wij gaan?" vroeg Bossuet. "Het regent," zei Joly. "Ik heb gezworen in 't vuur te gaan, maar niet in 't water. Ik wil niet verkouden worden." "Ik blijf hier," zei Grantaire. "Ik houd meer van een ontbijt dan van een lijkkoets." "Dus: wij blijven," hernam Laigle. "Nu, dan gedronken.
De aanvallers drongen verschrikt en verward, met achterlating van hun dooden en gekwetsten, naar het einde der straat en verdwenen er wederom in de duisternis. 't Was een algemeene vlucht. De barricade was bevrijd. Allen omringden Marius. Courfeyrac viel hem om den hals. "Gij hier!" "Welk een geluk!" zei Combeferre. "Gij zijt juist van pas gekomen!" zei Bossuet.
Eensklaps zag Bossuet Marius, die met een zonderling voorkomen in de richting der barrière ging. "Zie," zei Bossuet, "Marius!" "Ik heb hem gezien," zei Courfeyrac; "spreken wij hem niet aan." "Waarom?" "Hij is ingespannen." "Waarmee?" "Ziet ge 't niet aan zijn gezicht?" "Wat dan?" "Hij ziet er uit, alsof hij iemand volgt." "'t Is waar." zei Bossuet. "Zie welke oogen hij zet!" hernam Courfeyrac.
Zoo groot was de faam, die er van Padre Dámaso uitging, dat de correspondent reeds van te voren aan den hoofdredakteur van het blad allerlei lof over hem schreef. Hij vergeleek hem bij Bossuet, en zeide dat zijn roem zelfs onder inlanders en Chineezen gevestigd was.
Bahorel, die juist Bossuet antwoordde, wilde zijn geliefkoosde classieke houding weder aannemen. Door het luisteren vergat hij het echter. Enjolras, wiens blauwe oogen op niemand gevestigd waren en in het ledige schenen te staren, antwoordde zonder naar Marius op te zien: "Frankrijk heeft geen enkel Corsica noodig om groot te zijn. Frankrijk is groot, omdat het Frankrijk is. Quia nominor leo."
Hij naderde en 't nam een vorm aan. 't Waren twee witte paarden, de paarden van den omnibus, welke Bossuet des morgens had uitgespannen en die den geheelen dag van de eene in de andere straat hadden rondgezworven, en eindelijk hier waren blijven staan met het uitgeput geduld der dieren, die evenmin de handelingen van den mensch begrijpen als de mensch de handelingen der Voorzienigheid begrijpt.
Hij zag Mabeuf weder vallen, hij hoorde Gavroche te midden van het schrootvuur zingen, hij voelde het kille voorhoofd van Eponine op zijn lippen; al zijn vrienden Enjolras, Courfeyrac, Jean Prouvaire, Combeferre, Bossuet, Grantaire rezen voor zijn oogen op en verdwenen weder. Waren al deze geliefde, smartelijke, dappere, vroolijke of treurige wezens droomen? Hadden zij werkelijk bestaan?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek