Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 juli 2025


De Heer R., een zeer fatsoenlyk ryk Heer, van ruim dertig jaar, denk ik, heeft kennis met my gemaakt, en zyne heerlyke Bibliotheek my ten gebruike aangeboden, 't Is toch goed, dat alle Heeren geen laffe Jonkertjes zyn; "maar 't is heel iets zeldzaams, zeit de Weduwe, veel oordeel en belezenheid by veel beschaaftheid en waereldkennis te vinden." Zo dat wy mogen van geluk spreken.

Schaepman heeft in sommige van zijn artikelen alleraardigste beelden gebruikt. Zoo wist hij b.v. te vertellen, dat ik "den pauwstaart van mijn ijdele belezenheid had uitgezet" en toen ik mij over Bossuet, u weet: de zeventiend' eeuwsche Fransche prediker, toen ik mij daar in minder prijzende woorden over had uitgelaten, schreef hij, dat ik "het hondje speelde tegen monumenten."

Hij moest misschien wel vreezen, dat deze dames op verre na zulke goede huishoudsters niet zouden zijn, als de gemelde landgenootjes, daar zij veel belezenheid, ja zelfs veel studie aan den dag legden; maar hij getroostte zich een aangenaam discours te voeren, zelfs met zulke meisjes, wier handen geheel verkeerd stonden tot het opdoen der natte wasch, en die op geen handvol na konden berekenen, hoeveel zout er tot het koken van aardappelen werd vereischt.

Over de levens van BONIFACIUS en GREGORIUS door LUDGER, beide in proza, spraken wij reeds. Voorts vinden wij nog melding gemaakt van een ander leven van BONIFACIUS, geschreven door een tijdgenoot van LUDGER, een man van merkwaardige belezenheid en eenigermate bekend met Latijnsche klassieken en mythologie.

Aan 's jongelings anderen kant zat de hartelijke Vernooy zich te vermaken over Gerrits kunde en belezenheid, blijkbaar in het beantwoorden van den waterval van woorden, die het molenrad van mevrouw Storks tongetje om deed loopen, en fluisterde telkenmale mevrouw Van Hoel zijne bewondering van "den knappen jongen", toe; al weder tot zijn niet gering nadeel in de schatting van die dame, die met onbegrijpelijk veel statigheid hare oogen over een gezelschap weiden liet, waaraan zij naar haar inzicht den grootsten luister bijzette.

Eenzelfde angstvalligheid gevoel van zwakte als die hem met den grooten taalkunstenaar in conflict bracht, deed hem alle vreemde woorden weren. De Fransche woorden die hij in dagelijksche gesprekken ook zelf wel zal hebben gebruikt, weigerde hij te erkennen. Van den anderen kant had hij zeer weinig belezenheid.

Het is niet slechts een getuigenis aan zijne ontzaglijke belezenheid en geleerdheid, maar is ook vol van dien spot en die satyre, waarmede hij zoo gaarne de misbruiken en misstanden der R.-Kath. kerk en van de monniken geeselde. Niet onwaarschijnlijk is in zijn "Colloquia" de samenspraak "Vrekkige rijkdom", een, zij het dan ook te scherp gekleurde schildering van Erasmus' eigen ondervindingen.

Het is, als men hem met den Italiaanschen virtuoso vergelijkt, slechts een verschil van belezenheid en van smaak. Karel las zijn klassieken nog in vertaling, en zijn levensvorm is nog flamboyant-gothiek.

Immers, hoe belangrijk ook, de kleeding is toch nooit de hoofdzaak, en menigeen, die minder modieus gekleed is, zal een welkome gast zijn om het aangenaam gesprek dat hij of zij weet te voeren, om den vroolijken toon dien hij weet gaande te houden of om zijne belezenheid.

Een man van zeldzame geleerdheid en belezenheid in de letterkunde der classieke en der christelijke oudheid, van rustelooze arbeidzaamheid, welke ook door lichaams-lijden niet gebreken werd, met onverwoestbare liefde voor de literatuur en de eruditie der oudheid bezield; die in briefwisseling stond met pausen en wereldlijke vorsten, persoonlijk bevriend was met de voormannen der humanistische beweging in Engeland, die als raadsheer van den Duitschen keizer op zijn doorreis door onderscheiden Duitsche steden met eerbewijzen werd begroet, die in aanraking was, persoonlijk of schriftelijk, met Zwingli en Luther, met Oecolampadius en Melanchton, en evenzeer voeling hield met de inquisiteurs der Roomsche kerk, die door de aanhangers der Reformatie bijwijlen werd gehouden voor een invloedrijk medestander, en, had hij gewild, den cardinaalshoed had kunnen dragen, een man, door tijdgenooten betiteld als "vorst der letteren, priester der wetenschap, verdediger der ware godgeleerdheid, roem en sieraad van Duitschland", die door de uitnemendste geleerden van zijne eeuw als de vertegenwoordiger der hoogst denkbare ontwikkeling werd geëerd, die door de universiteiten te Ingolstadt, Leipzig, Keulen, Heidelberg en Weenen begeerd werd, door gansch Europa bewonderd als de man, die de groote vernieuwing en hervorming van alle dingen, die algemeen verwacht werd, zou tot stand brengen..., voorwaar, het mag der moeite waard geacht worden, in breede omtrekken zijn beeld geschetst te zien, en de vraag te stellen naar zijn beteekenis voor den tijd van woeling en worsteling, waarin hij leefde, zoowel als voor het nageslacht, dat hem telt onder de groote mannen.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek