Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 4 juni 2025
Wat, dat ze op mij de fonkelblikken slaat, En heen den watersluier heeft geschoven, En lacht en lonkt, dat me alle rust vergaat?... Hoe gloeit de bezie langs het holle pad, En schudt het bolle hoofdje heen en weder!
O God! ben ik dan schuldig als ik de beeltenis van het vijftienjarige meisje een enkele maal bezie met een kalmen blik, met de bee voor haar heil in het hart? Neen, ik kan het niet verscheuren, ik kan het niet wegdoen. Mijn God, wat bonst weer dat hoofd. O Eva, Eva! als je wist wat ik lijd!....
Wij zullen ze rondom u verlichten, al die vijandige gepeinzen van u verjagen en u bewijzen, dat God de aarde schoon en vroolijk genoeg heeft gemaakt, om er geduldig te wachten totdat Hij ons roepe. Bezie mij.
De Deken der beenhouwers wierp een verachtende blik op de soldenier, die aldus met zijn ongeluk spotte. Deze hernam: "Bezie mij toch zo fel niet, vervloekte Klauwaard, of ik sla u in het aanzicht." "O laffe Fransman!" riep Breydel. "Aldus zijt gijlieden. Een gevangen vijand hoont en bespot gij, onedele huurlingen van een verachtlijke meester..."
Het vlot is met eene onbeschrijfelijke kracht opgeheven en twintig vadem verder nedergeworpen geworden. "Wat is er gaande?" roept mijn oom; "hebben wij gestooten?" Hans wijst met den vinger op een afstand van twee honderd vadem eene zwartachtige massa, die beurtelings rijst en daalt. Ik bezie haar en roep uit: "Het is een kolossale bruinvisch!"
In dien boomstam staan nog een menigte naamcijfers en jaartallen. Misschien bezie ik de kloeke beuken, die de herinnering aan meer dan drie geslachten bewaren, later wel eens wat nauwkeuriger; nu is 't genoeg. Met de frissche morgenlucht heb ik tevens een fiksche teug uit den frisschen levenskelk genoten.
Bezie mij, vervolgde hij, bezie mij dien vogel eens, die, voor een halven gulden, ons wambuis en ons hemde wil uitdoen! Daarom moet men schaamtevrij zijn; heel zijne plunje is geen drie duiten weerd. Maar de baas blies door zijnen neus van woede. En Uilenspiegel wipte maar altoos bollekens brood naar zijn aangezicht.
De ganse stad heb ik afgelopen en nergens kon ik u aantreffen; maar gij weet niet wat er gaande is en wat tijding ik u breng?" "Wel, wat weet gij dan, Meester Breydel?" vroeg Deconinck met ongeduld. "Bezie mij toch zo stijf niet met uw grijs oog, Deken van de wolwevers!" riep Jan Breydel. "Want gij weet wel dat ik van uw kattenblik niet bang ben, maar dat is hetzelfde.
In de’ oofthof, waar de geuren ’t al doordringen, Daar zwerven met haar mee de zwervelingen, De vlinders, die om bloem en bezie spelen. Mijn ziele zwerft als zij, maar kan niet vinden. Zij ziet, hoe alles zich door iets voelt binden, En voelt zich vrij.... De rijpe vrucht, gespleten, Bij ’t smakken in het zand, is vrij.
Eensklaps van een oogenblik gebruik makende, dat de beide vreemden met belangstelling het meisje nopens haar gewonde hand ondervroegen, trad hij naar zijn vrouw, die als versuft en wezenloos te bed lag, en zeide haastig en heel zacht tot haar: "Bezie dien man eens nauwkeurig!"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek