Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 oktober 2025
„De kemedie” is eindelijk uit, want na een benauwd en angstig half uur is Annette tot kalmte gekomen en staat Walten met Pietersen, vermoeid en warm van de inspanning om haar vast te houden en voor kneuzingen van hoofd of lichaam te bewaren, bij ’t bed, waarop de ongelukkige vrouw, nu met gesloten oogen, schijnbaar rustig ligt te slapen.
Zonderling sidderden en dansten de voorwerpen voor zijn oogen; daar bespeurde hij eensklaps, wat hij hier nog nooit gezien had, een nieuw, allerliefst huisje, dat tegen de rotsen aangebouwd was; voor de deur stond een jong meisje; hij zou haast gezegd hebben, dat het Annette van den schoolmeester was, die hij eenmaal onder het dansen gekust had; maar het was Annette niet; toch had hij het meisje vroeger al eens gezien, misschien wel bij Grindelwald, op dien avond, toen hij van het schuttersfeest te Interlaken terugkeerde.
„O, ik ken ze nog wel op mijn duim. ’t Is een van mijn beste creatiën; ik denk er zelfs over, om, zoodra Annette goed verzorgd is, weer een engagement te zoeken. ’t Kon soms zijn, dat u hier nog een plaats had, die vervuld moest worden; dan beveel ik me daarvoor aan; ik zou wel weer willen optreden.”
Maar voor Annette heeft hij gekropen, nadat ze hem had verstooten, en nu hij als gerijpt man en meester over zijn grillen voor dit naïeve kind staat, het kind dat van hem heeft geleerd wat liefde is, nu.... Gelijk de edele Helena in Fausts armen tot woedende furie vergroeit, zoo wordt onschuldige Friederike door haar liefde hem een kwelgeest.
Hij zag weer voor zich hoe zij in hun klein huishoudentje om hem heen draaide, haar lijfdeuntje: Ma mie Annette op de lippen, met dezelfde zorgelooze opgewektheid zoowel blijde als droeve dagen aanvaardend. En ten slotte moest hij erkennen, dat het verstand in liefdesaangelegenheiden altijd ongelijk heeft. Immers wat had hij bij dien breuk gewonnen?
’t Zijn slechts acht of negen treden, die hij behoeft op te klimmen, maar hij wacht toch even in ’t enge donkere portaal, vóórdat hij naar boven gaat. Hij luistert, want een hem bekende stem klinkt boven uit de kamer: „Ik volg u!” „Dat’s Annette,” zegt hij in zich zelf. „Och Heere! zou ’t weer mis wezen? Jawel zeker, want hij antwoordt haar.” „De hertog heeft het al, geluk en goud en eer,”
Mevrouw Groote had er intusschen voor gezorgd, dat „de rommel” bij Walten door een werkvrouw eenigermate was opgeredderd en verder diezelfde vrouw voorloopig als „gezelschap” bij de ongelukkige Annette gelaten, omdat zij vond, dat „de stumperd” zoo akelig alleen en verlaten zat, als haar vader uit was. Toen was zij naar Hostein gegaan en had gezegd: „Luister eens, Willem! Ik ben bij Walten aan huis geweest; ’t is daar een echt treurige boel, veel armoediger en ellendiger dan ik me ooit had kunnen voorstellen; wij moesten de handen ineenslaan en zien of we iets voor hem kunnen doen; de man heeft in zijn tijd voor menigeen wat overgehad.
Pietersen, moe van ’t staan, heeft zonder gedruisch te maken een stoel genomen, den daarop liggenden zak verwijderd en zit nu met de ellebogen op de knieën en de handen onder ’t hoofd naar Walten en Annette, die samen „voortspelen,” te kijken. „Kom, lieveling,” zegt de oude man op zacht, overredenden toon „houd op; je wordt moe; je kent je rol uitstekend. Bravo!
„Niks ter wereld, rien du tout?” Pietersen ziet den ouden man zóó doordringend aan met zijn wijdgeopend linkeroog en knipt zoo snel en guitig met het rechter, dat Walten eindelijk, aarzelend zegt: „Hum! misschien heb ik nog een druppeltje brandy; ’k heb laatst een flesch cognac gekocht voor Annette; de dokter wou, dat ze dien met melk zou drinken.” „C’est tout ce qu’il me faut, ouwe jongen!
„Goeie genadigheid! wat zal dat schepsel ’n kouwe voete krijge,” zegt een van de buurvrouwen, doet haar bonten boezelaar af en wikkelt Netjes voeten daarin, met de woorden: „Hoe kan je zoo’n schepsel nou zóó op ’n stoel zetten?” „’k Was al blij, dat ze zat; ’t was me ook een geschiedenis,” antwoordt de werkvrouw, en tot Annette gewend, vraagt ze: „Zit je zóó goed, kind?”
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek