Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 mei 2025


De knaap verschenen zijnde, vond hem met den Burgemeester Pieter Adriaansz. in gesprek. "Leeuwtje!" zeide Van der Does: "hebt gij moed en lust om een hachlijke onderneming te wagen, waarmee gij de stad van groote dienst zult zijn?" "Wat moet het zijn?" vroeg 't Leeuwtje met een glimlach: "hoe hachlijker hoe liever."

Ende doen ik weder op het land quam, doen vertoonde ik mijn geschrift, het pampier nog droog wezende, hetwelke veel luiden gezien en gelezen hebben, ende daarover zeer verwondert waren: ende den Makelaar Lems weder behandigt hebbende, die het nog zommige jaren daar naar bewaarde; ende als ik nog onder water was, zo was alreeds de tijdinge al in de stad, die man is al verdronken, hij en komt zijn leven niet weder: en doen ik weder op het land quam, zo hadde Frederik Jacobsz., Olijslager van Amsterdam, een nagt-glas bij hem genomen, en zeide tegens mij: Jan Adriaansz., weet gij wel hoe lange dat gij onder water geweest hebt?

Alzoo nu mijn Meerboek bijna geëindigd is, en naar mijn oordeel deze stof voldoende is afgehandeld, zal ik nog eens tot het voorgaande terugkeeren, en stellen hier nog drie gedichten op het bedijken van de Haarlemmer Meer. Alzoo ik, Jan Adriaansz.

En waar is die andere gebleven?" "Die is hier," zeide een heer, die met den Burgemeester gekomen was, en den trosknaap had vastgehouden op het oogenblik dat hij ontsnappen wilde: "bij mijn ziel! een wakkere knaap!" voegde hij er binnensmonds bij. "Ik dank u, Hopman!" zeide Pieter Adriaansz.: "Ik zie, dit is hier weer een twist, uit het koekhakken voortgekomen.

Omtrent 22 jaren geleden, ben ik, Jan Adriaansz. Leegwater, met mijn' oudsten zoon Simon Jansz. in den Haag geweest, om Zijne Hoogheid onzen Prins van Oranje Maurits, zaliger gedachtenis, iets te communiceren en te spreken.

"Zie dien ouden snoeshaan," hernam de andere soldaat: "altijd hoffelijk, als ware hij een Ridder, die zijn meisje dient." "Eene zeer juiste aanmerking," zeide de veteraan: "waarvoor gij, Gilles Adriaansz! het voorrecht zult hebben met uw vijf man naar den voorpost te gaan en te zien of alles rustig is. Zoo er lieden aangehouden zijn, breng ze hier. Ik zal zelf naar den hopman gaan."

Zoo ook komt Leeghwater in een octrooi van den jare 1605, waarvan wij nader zullen gewagen, alleen onder den naam van Jan Adriaansz. voor. Eerst in later tijd, en in meer gevorderden ouderdom, schijnt hij den naam van Leeghwater te hebben aangenomen, waarschijnlijk door dezen of genen hem toegevoegd, om de veelvuldige wateren, die hij in Noord-Holland en elders had helpen leêgen .

Dit gezegd hebbende, richtte hij zijn schreden naar eene der tenten, terwijl Gilles Adriaansz, weinig tevreden met den hem opgedragen last, waartegen hij zich echter niet dorst te verzetten, de vijf man, welke onder zijn bevel stonden, bijeenriep en met hen naar den voorpost wandelde. "Wat wilt gij?" vroeg de monnik met een fluisterende stem aan Madzy.

Nu wilde Schaeck zich wegmaken; maar een van de omstanders, die zeker zijn ijver wilde toonen, hield hem vast en trok hem voor Pieter Adriaansz. "'t Is goed zoo!" zeide deze tot den burger: "maar gij hadt beter gedaan hem straks het vechten te beletten, dan hem nu aan te houden. Waarlijk!" vervolgde hij, den knaap beschouwende, "ik geloof dat dit niet de eerste keer is, dat ik u zie plukharen.

"Braaf gesproken," zeide Pieter Adriaansz., "en nu, mijn jongen, God zij met u." Dit zeggende stak hij hem de hand toe, vatte die van den knaap en drukte die met kracht. "En nu niet langer gemard," zeide Van der Does: "gij zult een geschreven volmacht behoeven, om de stad uitgelaten te worden. Welke poort denkt gij uit te gaan?"

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek