United States or Solomon Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Katelijne zette zich neer op eenen stoel, en, met verwilderde oogen, zeide zij, terwijl zij de keersen aanstaarde: Dat is de zonne, die de booze geesten verdrijft. De wolf, de wolf huilt in de verte. Maar, zeide Nele, waarom zijt gij uit uw bed gekomen, waar gij warm laagt, om koorts op te doen in de vochtige najaarsnachten?

De zware boerenkost was hun licht en ze hadden danig pleizier, de eene om de aardige gulzigheid van den anderen. 't Was hier een lage kamer met zwart-eiken zoldering en twee groen-geruite vensters. De roode glans van de zonne hing gulden ranken erlangs, zoodat in huis een vreemd purperen licht schemerde, hier en daar opschietend langs de bolle bulten van het koperen kookgerief.

Volgende elk den andere, varen ze, elk gevolgd, in 't volle veld; 't zonnelicht beglanst de baren van dit rennend rosgeweld. Schielijk, in de lucht ontkomen, zijn de ridderen weg: 't en speelt niets meer in de vrije vromen, dat de zware zee verbeeldt. Stille is 't nu: de zonne vonkelt deur de wolken, blij en blank; milde lacht het al en monkelt , in en om mij, lief en lang. Ach!

Want nu beduidt het zien door die kristallijnen vensteren het zien op wat ons in den zaligen glans van het geloof voor het zielsoog verschijnt, het bezien van heel ons leven en van wat om en voor ons ligt in den glans van den eeuwigen dageraad; een op en over alles zien glinsteren der purperen, spelende stralen van de Zonne der gerechtigheid!

Zij langde hem het zakje en sprak: Dat deze assche, die het hert van mijn man is, dit rood, dat zijn bloed is, dit zwart, dat onze rouw is, steeds op uwe borst blijve, als een vuur van wrake voor zijne beulen! Dat zal, zwoer Uilenspiegel. En de weduw kuste den wees, en de zonne stond op.

Toen de regen opgehouden had, schudde Uilenspiegel zich, zeggende: De hemel drinkt zooveel dampen op, dat hij zich soms moet ontlasten. Maar het begon weer te regenen en te hagelen, en nog meer dan de eerste maal. De twee gezellen waren doornat. Lamme zuchtte: Wij waren goed gewasschen, nu is men ons aan't spoelen! De zonne kwam weer te voorschijn en blijgemoed stegen zij weder op hunne ezelen.

Dat huis staat halfwege op eenen berg en van uit mijne kamer kijk ik op de schoone blauwe zee. O, dat is ginter toch schoone, daar en hebt gij geen gedacht van! En zacht en warm dat het ginter is in de zonne, daar hebt gij geen gedacht van.

Toen was men in de Bloeimaand; de boom der justitie was groen, insgelijks groen waren de banken van graszoden, op dewelke de rechters waren gezeten. Nele werd ter oorkondschap geroepen. Dien dag moest het vonnis uitgesproken worden. En het volk: mannen, vrouwlieden, poorters en arbeiders stonden rond de vierschaar; en de zonne scheen helder.

Toen leek het of de zonne langzaam zwond In duisternis en bleeke sterren schenen: 't Was of ik hen zag weenen; En vogels vielen neder onder 't zweven; En de aard begon te beven; Tot plotseling een bleek man voor mij stond, Die sprak: "Deed u de tijding nog niet weenen? Dood voerde uw Vrouwe, die zoo schoon was, henen!"

Aan den overkant stonden ook nieuwe en nette huizen, en deze dachten er evenals de andere over; maar voor het raam van een daarvan zat een kleine jongen met frissche roode wangen en heldere blauwe kijkers, en dien beviel het oude huis bijzonder goed, zoowel bij zonne- als bij maneschijn.