United States or Romania ? Vote for the TOP Country of the Week !


't Is licht alom: 't is leven al, dat 't zonnebeeld aanschouwde: alleen, daar diepe, in 't eenzaam boschgebied, en zie 'k, o schoone zonne, u niet. 't Is duister, en 't is nacht daar nog; met hier en daar een' gulpe of twee, daar 't groen wordt, uit der grouwbaarheid... 'k en weet niet hoe 't nen naam gezeid!

En ik geloof, dat zij met het brandende werk, ook heure hersenen verbrand hebben. En beiden waren zeer bedroefd, terwijl zij dachten aan Katelijne. Zij kwamen bij haar en zagen heur op eene bank in de zonne zitten, tegen den muur van heur huis. Uilenspiegel vroeg: Herkent gij mij? Viermaal drie, sprak zij, is een heilig getal, en de dertiende is Thereb. Wie zijt gij, kind dezer booze wereld?

De liefde is heilig, als zij grondelijk is en ons gansche vleesch beheerscht en dan heeft ze paal noch perk, en dan kennen wij geen mate om ze te meten en geen banden om ze te dwingen. Dan is ze ons zelf, geheel en al, en heilig ... en overal.... Ik weet zoo geen liefde. Hij boog zijn hoofd, precies om een hevig gestraal der zonne te ontvluchten en zichtbaar hergingen rijzekens zijne lippen.

Wel zien we in 't blauwend lichtgebied De zonne daaglijks gloren: Maar 't Heden is het Gistren niet: 't Zijn andre stralen die zij schiet Verloren is verloren! Geen bloemtjen, dat in 't najaar sneeft, Zal lentes wekstem hooren: En schoon de dorre struik herleeft, 't Zijn andre bloemen die zij geeft Verloren is verloren!

Ze liet zich niet lang bidden, greep de harp, speelde een voorspelletje en zong met eenigszins trillende, maar welluidende en gevoelvolle stem: Zoet zijn de uren in 't land van geboorte, Waar al wat de zonne verlicht tot ons lacht. Heerlijk is 't briesje dat waait in zijn velden, En zachter de dood en veel zaal'ger de min. Innige kussen de lippen omspelen Begint men in d'armen van moeder zijn dag.

't Zijn teekens in de lucht, en wel bekende hemelbaken, dat wederom de zonne zit aan 't lieve zomermaken. Toch bladerloos is al 't geboomte en, verre heen, in 't westen, in 't noorden, 't zuiden, 't oosten zie 'k alom vol aksternesten de abeelen staan.–Verdappert uw bezoek en wilt de bronne des aksterslevens duiken al in 't groen, o lieve zonne!

't Is een land, sprak hij, waar men stoute verbeelding, onzinnige verwachtingen en ijdele beloften zaait; een land, waar gij niet vandaan zijt, met uwe lichtbruine huid, met uwe oogen die flonkeren als perelen; ze zijn van de kleur van de zonne, die goudbruine lokken; 't is het erfdeel van Venus, die gevleesde schouderen, die goddelijke borsten, die ronde armen, die fijne handjes.

Maar reeds half ingeslapen, zagen zij elkander niet. Toen legde Katelijne het hoofd van het meisje in Uilenspiegels arm en zijne hand op heur hert. En zoo bleven zij naast malkander liggen. Het scheen hun beiden, dat hunne elkander rakende lichamen de zachte warmte hadden van de zonne, in de maand van de rozen.

Dat alree de dagen langen zichtbaar, en de stralen strangen van de lente? Ontwekt, welaan, doornen, en wilt wakker staan! Onlangs nog, met sneeuw doorschoten, hebt gij, naast uw' stamgenoten, weken lang den tijd verbeid, vaste in uwe onroerbaarheid. Tijd is 't om den dag te groeten: 't Oosten blinkt, en wakker moeten al die zonne- en zomerglans schuldig zijn hun' liefde, thans.

"Dochter der zonne, beslis! Hy heeft u lief, Kusco, myn broeder, de edele Kusco. Zie, ik verraste hem in den slaap, en hoorde hoe hy droomend uw naam sprak. Hy strekte zyne armen uit, als om u te zoeken, hy klemde u vast aan zyn hart, en zyne lippen bewogen zich als kussende. Dochter der zonne, beslis, en kies den edelen Kusco!" "Niet alzoo, antwoordde Kusco.