Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 mei 2025


Eene obits plofte niet verre van ons neder en drong een paar voeten diep in den grond van een veld; de Hollandsche soldaten navolgende, legden wij ons ten gronde, totdat de veldbom zou gesprongen zijn. Na eene lange wijl wachtens richtten de soldaten zich weder op, en ik hoorde zeggen, dat de wiek of lont der obits was uitgedoofd.

Hoe zelden is ons oog gericht Op Hem, die haar Zijn hemellicht Schonk, tot borduursel van haar zoomen! De dief der jeugd, de vlugge tijd, ontstal Mij op zijn wiek mijn drie-en-twintig jaren. Mijn dagen vliên 'k zocht vruchtloos overal: Mijn spade lent' doet bloem noch knop ontwaren.

~Wiek~ is hoofdzakelijk beperkt tot de deftige figuurlijke taal en komt dan met vleugel overeen: het middel om zich snel te verplaatsen: Op de ~wieken~ der verbeelding. De struisvogels hebben wel maar zij kunnen er niet mee vliegen. Op de des winds naderde ons het heerlijke gezang. »Bontge vlinders zweven in den nooitvolprezen Mei." Dedalus wilde op wassen naar de zon vliegen.

De koetspaarden van mijnheer Debecque vlogen over den straatweg; en, door het portierglas heen zag Helmond, hoe de straks gerezen volle maan hen najoeg als op donzen wiek door het grauw azuur, terwijl ze velden en heuvels en bosschen, al dommelend of slapend in breede schaduwen, hier en ginds met haar phantastisch zilverlicht, deed droomen van den klaarlichten dag.

Gevleugeld trekt de wolkenschaduw heen; De vlakte ontwaakt en wiegt zich op en neder; De lichte hoogten buigen om en om, De donkre diepten golven. Dartel stoeien De windtjens met de bloemen, die alom Als uitgestrooide zonnevonken gloeien; En roerloos zeilt de valk der woestenij Hoog in de lucht op breede wiek voorbij.

»Wel, wel! dat's eene teleurstelling voor den bruigom op het tipje," zei Bram zelf wat in zijn wiek geschoten, »dat aanteekenen zal dan wel voor lang uitgesteld zijn?" »Als het maar niet afgesteld is voor goed?" zuchtte de goede, oude man, nu zijne smart niet langer beheerschend, »want ze komt er niet door, ze komt er niet door, dat geloof ik vast!"

Onder den druk van den wind stuurboord overhellende, geleek zij een witte meeuw, die met rappe wiek de golftoppen scheert. Een half uur later was zij achter het eilandje Gometra verdwenen. Maar, hoewel het weer dreigde, de dampkring was niet geheel en al beneveld. De zon drong nog door de groote wolkenscheuren, die de wind in het zenith veroorzaakte.

Marius kreeg zijn zakdoek terug en begon erg in zijn wiek geschoten de knoopen weer los te maken; toch moest hij nu en dan zijn lachen verbergen; hij vond het zoo grappig zooals Abraham die rat weggooide. De leeraar keek op de klok. 't Uur was bijna om; hij legde zijn dierbare veeren pennen op zij, blies den katheder schoon, knipte zijn mes dicht en begon weer met zijn boek.

Daarna wijdde hij een eerbiedige gedachte aan zijn geliefde, en wierp zich op den eersten windmolen, waarvan hij met zijn speer een wiek dóorboorde. De wieken hielden echter niet stil, maar trokken den ridder met zijn paard de lucht in, totdat eindelijk de lans in stukken brak, en Rozinante met haar meester van een flinke hoogte naar beneden tuimelde.

Zijn loktoon is een luid gefluit, dat door de lettergrepen "diediediediedriek" of "hoeïedhoeïedhoeïedie" nagebootst wordt. Het wijfje laat slechts een zachten, als "wiek wiek" klinkenden toon hooren.

Woord Van De Dag

meisjesschaar

Anderen Op Zoek