Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 juli 2025
In den nacht, als alles slaapt, is God de Heere in uw huis de machtige Werker, die op al die bedsteden, in al die kribben, en tot in de wieg toe als uw God en uw Schepper herschept, wat teloorging door het leven des daags. o, Wat merkt ge die wondere kracht van uw God niet soms bij uw kranken!
Z'n kantoor vrat i uit; iederen laatsten van de maand ging i zijn centen halen. Of i van plan was nog weer eens zoo'n woeste werker te worden? O nee. Te sappel had i zich gemaakt. Vijftien jaar ouder geworden was i in de laatste drie, vier jaar. Toen stak i een versche sigaar op, van mij, een sigaar van een dubbeltje, met een bandje, ik was toen in goeden doen. Het bandje deed i er af.
Men weet niet hoeveel er gestreden, geschreid, hoeveel er gewanhoopt, hoeveel er geleden wordt! Uit de voorbeelden die ik heb genoemd, is duidelijk genoeg gebleken, dat de uranist even goed als de heterosexueel zijn plaats in de samenleving kan innemen; uit die voorbeelden is ook gebleken, dat hij die plaats met eere kan vervullen als artiest, als wetenschappelijk man, in één woord, als werker.
Telkens opnieuw prenten de apostelen ons de leer der genade in, maar zij maken nergens een onderscheid tusschen de genade, die iemand in het bijzonder geschonken wordt, en de heiligmakende genade . Zij sporen aan tot goede werken, maar maken geen onderscheid tusschen het werk met het oog op den werker en het werk op zichzelf beschouwd . Zij prenten ons overal de christelijke liefde in zonder de aangeborene van de verworvene te scheiden en verklaren niet, of zij iets bijkomstigs dan wel iets essentieels, iets geschapens dan wel iets ongeschapens is.
Voor hem was de poëzie niet een kunstvol spel, maar een innerlijk vermogen, om het leven en de werkelijkheid als een kunstwerk te zien en te beleven; zij was hem een scheppende macht, die zich uitte in denken en doen. Zal Faust tot zedelijken werker worden, dan moet hij door de poëzie bezield zijn tot dienst aan de wereldorde en door haar tot maatvolle wijsheid zijn bekwaamd.
De baas die zelf ouderling was in zijn gemeente, ontwikkelde zijn kennis, vertelde van zijn lange ondervinding, zijn begrippen over de gevallen en twisten, die, naar hij zeide, de kerk verscheurden. En uit al zijn kalme redeneering kwam de lijdzaamheid van zijn stevige, groote natuur, de vasthoudendheid van een werker in een afgesloten ruimte, samen met de uitgeslapen gevatheid van een buitenman.
"Hoe is Beerenstijn?" "Knap, intelligent, eigenaardig. 'n Werker, 'n vrouwenhater, of eigenlijk verachter.... Ik geloof niet, dat je 'm sympathiek zult vinden." "Nee," zei Go. "En Van Neerwinden?" "'n Rare vent. Talentvol, geniaal misschien, maar decadent. Ik mag 'm niet. 't Is 'n vooroordeel van me, maar die verfijning, die zwakke onrust, dat elegant-lieve is me antipathiek. Het is geen kérel."
"Der herr professor giebt heut' kein collegium," juichte Hans weer. "Ben-je moe, Hans?" Hij liep nu al 'n heele poos zwijgend voor de anderen uit, gebogen onder z'n zak. "Wil-je m'n vracht verminderen? Wil-je 'n chinaasappel?" "Ja, graag; maar daarom vraag ik 't niet. Je ziet er zoo afgetobd uit, als 'n werker van Meunier." "Nou ja, 'n beetje moe." "Geef mij dan je zak."
In een oogenblik was Go op, vroeg, of ze even mocht helpen met ronddienen; Else kwam achter haar aan met melk en suiker, en de jongens lachten onder elkander, voelend, hoe met deze meisjes het echt-vrouwelijk element in hun vergadering was gekomen, met deze kinderen, zóó van huis, waar ze ook niets dan "meisjes" waren geweest; en ze vonden 't allemaal grappig en prettig, behalve Otto Beerenstijn, die vóór alles 'n werker was, donker naar de klok keek, die al bij negen wees, en bromde, dat hij wel had voorspeld, dat 't kinderspel zou worden, zoodra je er zoo'n paar weeldeartikelen inhaalde.
Willem ging samen met een werker van Merkelbeek, dien hij op den weg ontmoette, elken morgen naar de mijn van Amstenrade. Dien had hij meegedeeld wat zijn vader thuis was komen vertellen en wat zijn moeder gezegd had. "Laat je niet ringelooren, had de kerel die veel ouder was, hem geraden. Als je maar jenever kon verdragen, zou je ook niet ziek worden van 't gekwijl van zoo'n ouden zeeveraar."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek