Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juni 2025


Ik heb hier nu twee boeken over kunstenaars voor mij liggen: een van Anna van Gogh Kaulbach, Voor Twee Levens, dat ons een daad laat zien, die, op de boven omschreven wijze, "mooi" gevonden wordt en een van Æg.W. Timmerman, Leo en Gerda, dat ons daden toont, die hinderlijk en ridicuul zijn. Als weerspiegeling van maatschappelijk gebeuren en in den psychischen oorsprong daarvan beschouwd, zal ik nu wel, vermoedelijk, in het voorafgaande over den inhoud van beide voldoende hebben uitgeweid, laat mij dus nu voornamelijk hun waarde als kunstschepping keuren. In Voor twee Levens is in Ada de groote artisten-natuur gebeeld, die, gedwongen door het haar beheerschende Scheppende Vermogen, alle gewoon-menschelijke gevoelens onder den voet loopt. Welnu, ofschoon ernstig in aanmerking nemend, dat niet al het bijwerk even goed gelukt is, dat vooral het boek rustiger had kunnen en moeten geschreven zijn, waardoor, naast de vele uitmuntende beeldende zinnen, enkele cliché-achtige en slordig-globale vermeden waren geworden is en blijft deze arbeid een geslaagd kunstwerk, omdat een uiterst moeilijke taak: het beelden eener zeer zeldzame uitzonderingsfiguur, met behulp van het naturalistische, dramatisch-plastische werk-procédé er uitstekend in is gelukt. Niet genoeg kan ik de doorvoelings- en voorstellingsmacht roemen, waarmede in Ada, als bij stukjes en beetjes, als door een levende mozaïek-van-vele-kleine-handelingen, het bezeten-zijn van den drang tot scheppen wordt gebeeld. Hoe allervoortreffelijkst is, hoe innig heb ik [p.50] genoten van die, door treffende waarheid prachtige, uitbeelding van den angst eens kunstenaars voor storing op dat begenadigde oogenblik, dat de scheppingsdaad zich zal voltrekken.... Hoe leeft men daarin mee ... daar geluiden naderende stappen, daar gaat een stem opklinken ... o, even, éven nog ... breek de nervig-bevende en als zich wanhopig-instr

De protestantsche wyzigheden op dit punt, komen vry bespottelyk voor in lieden die eerbied hebben voor allerlei apokriefe dokumenten, voor de wartaal van dezen of genen profeet of apostel, en die zich deemoedig buigen onder de uitspraken van CALVINUS, van LUTHER, van den Heidelberger, van de Dorische Synode. «Wy niet roepen hier de modernen, wy erkennen slechts als waarheid wat wyzelf onderzochten en inderdaad voor waar erkennenDeze betuiging zou 'n gelukwensch waard zyn, wanneer ze in-allen-opzichte met de werkelykheid overeenkwam, en als ze niet geuit werd door mensen die toch in 't maatschappelijk leven telkens zeer katholiekelyk hun meening onderwerpen aan de opinie van deze of gene specialiteit, zonder nog daarby zich te kunnen beroepen op traditie, op piëteit, op behoefte aan eenheid en tucht, of wat dies meer zy.

Het is haar niet om waarheid te doen, maar om 'n stem. Dit is hem wel 'n groote teleurstelling, maar ... och, onze naïve onderzoeker beleefde niet geheel ongeschonden de laatste twintig, dertig jaren.

Het is eene wel treurige, maar toch stellige waarheid, dat niet alleen het ligchaam uitgeput wordt, maar ook de geest te veel vermoeid en oververzadigd door de veelvuldige indrukken van schoonheid. Maar in zulk eene positie is het misschien best te doen zoo als ons vijftal deed.

Milaan, Mei 1906. Een vliegreisje in het Land der Rijzende Zon Door T. TJ. DE BOER. Onlangs gaf een mijner collega's een' al te enthousiasten aspirant-zeeman den raad: "Als je wat van de wereld wilt zien, ga dan niet naar zee." Dit nu klinkt paradoxaal, maar er ligt toch een grond van waarheid in.

Plus-Que-Parfait had zich nu eenmaal halsstarrig-vast voorgenomen 't Barontje's plan te dwarsboomen en, zoo mogelijk te verijdelen; en daar begon hij maar dadelijk mee zonder discussie uit te lokken noch omwegen te zoeken, ineens de harde, naakte waarheid als een steen in 't midden gooiend. Dat 'n es giene publieke wig! riep hij 't Barontje in 't gezicht.

En onder zijn zonen zal zij er strijd doen ontbranden, Zwaanhilde, de dochter van Siegfried en van haar, de nakomelingen van Siegfried worden vernietigd allen, groot zal Goedroens droefheid zijn. Goenther, ik zou u nog meer kunnen zeggen, gaf een God mij tot spreken den tijd. Ik verwar mijn woorden, mijn wonden gloeien, ik zei u de waarheid, ik zal het achterlaten zooals ik zei."

GRAVIN. Och, och! nu zal die schelm myn Rechter van zyn zaak Het schoonste zeggen! och, de waarheid roept om wraak! door ’t kelder gat. Myn Heer, gelooft het niet, hy heeft niet een getuigen, Hy komt, al wat hy zeit, maar uit zyn poot te zuigen. LEANDER. Mevrouw, wat praat je daar? ik bid je weest wat stil. GRAVIN. Stil! hy zal hem al doen geloven dat hy wil. Laat ik ’er meê in gaan.

Ik maakte toen tegen mynen wil deeze aanmerking: Dat de Vorsten en hunne dienaars nimmer, zoo veel mogelyk, een byzonder persoon, wie hy ook wezen mogt, vooral in een afgelegen land, met eene onbepaalde magt bekleeden moesten, zonder zynen inborst en denkwyze zeer grondig te kennen; want niemand is waardig het bevel te voeren, indien hy zig niet tevens door dapperheid en menschlievenheid onderscheidt; naardien het eene wel bekende waarheid is, dat geene dapperheid met wreedaartigheid bestaan kan.

Evenzoo zou iemand die verkondigde dat een substantie geschapen was, daarmee tevens beweren dat een valsche voorstelling waar geworden was, dwazer dan hetwelk men zich niets kan denken; zoodat men noodzakelijk moet erkennen dat het bestaan eener substantie, evengoed als haar wezen, een eeuwige waarheid is.

Woord Van De Dag

witgrijs

Anderen Op Zoek