United States or Kazakhstan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Meeuwsen trok de wanten uit, haalde het dubbelgekaste uurwerk uit den zak en zei: "Zou 't zoo um de tied zin dat de spoorweg kommen mot?" "Da' wee'k niet," antwoordde Gijs, die meende dat voader 't hum vroeg. De klerk, 'en vriendelijk mensch, begreep dat de vraag tot hem gericht was en zei: "Ha vrindje, je wilt zeggen de spoortrein; ja! dat zal zoo omme de tijd heenloopen.

Deze was terstond bedacht om van deze omstandigheid gebruik te maken, en, hopende dat de omstanders geen Nederduitsch verstaan zouden, trok hij den boer naar zich toe en sprak hem in deze taal aan: "Wou je graag je beestjes weerom hebben, vrindje?" "Of ik ze weerom wou hebben!" antwoordde de boer, "maar die rekels...."

"Zoo vrindje," snerpte de burgemeester, door de spleten van z'n oogen het beslist misdadigers-type van den huisknecht bespiedend: "Zoo! En meneer?" "Meneer sláápt nog," fantaseerde de knecht: 't is vannacht wat laat geworde...." "Dank je," listigde het hoofd der politie, partij trekkend van de wenken des detective-romans: "dank je zéér. Dan moet 'k de dienstbode Chris spreken...."

Weet je, nog een dertien, veertien, vijftien minuutjes. Waor gaat de reis heen?" "Noar Amsterdam," antwoordde Meeuwsen. "Amsterdam derde klasse?" vraagde de klerk. "Darde klas, wat zou dat?" zei Gerrit. "Drie klassen, vrindje," hernam de klerk: "Eerste, tweede en derde; de eerste is het duurst, de tweede middelmatig en de derde het goedkoopst."

Daarvandaan dat de taak van hun bevrijding een zoo te eenenmale ondankbare was. In de Noefoorsche sprookjes, door Van Hasselt verzameld en vertaald, heeft men een aardig spiegelbeeld van het leven, dat heeren en slaven te zamen leidden. Altijd, als een kleine jongen gaat visschen in zijn prauw, is zijn slaafje bij hem, als zijn vrindje en kameraad.

Na de omhelzing hervatte het dartele paar de wandeling op den weg, en naderde, telkens omkeerend, nu en dan het huisje, waarop dan ook eenige malen door 't meisje gewezen werd alsof ze daarover iets aan haar vrindje te vertellen had. Wouter spande zich in om iets van hun gesprek te verstaan, maar 't lukte niet.

Och! Wimp.... Mijnheer W.... neem mij niet kwalijk, maar ik was zoo verblijd, zoo verrast.... zoo.... zoo...." doch inderdaad drong nu het weemoedig nat de oogleden uit, en de bleeke jonkman, die zijn positie lastig vond te meer daar eenige straatjongens met de handen op den rug het drama stonden aan te gapen, maar toch iets voelde trillen van binnen, vraagde haastig: "Ben je arm, vrindje?"

Dit vraagde Femke aan haar vrindje, toen deze den volgenden dag weèr by haar zat op 't omgekeerd mandje. Ja, maar ze zyn niet mooi. Ken je niet wat van-buiten? Wouter zei 'n vers op van een protestanterig gezang, dat geen genade vond in den smaak van Femke. Maar wel vond ze dat-i 't mooi opzei. Lees je niets anders? Wouter bedacht zich.

't Is waar ook, dacht-i, hoe wist ze waar ik woonde? Hy berekende dat ze zich veel moeite moest getroost hebben om dit uittevorschen, en hieruit putte hy weer wat hoop dat-i wel inderdaad Femke's vrindje was. Haar éérste vrindje? Wie kon dit weten? Zoo'n groot meisje heeft al zoolang geleefd met haar moeder, en met schoolkameraadjes, en met jongetjes die haar komen bezoeken by de bleek!

Zy zou gewis overal en tegen ieder zeggen: "dat is Wouter, die m'n vrindje... was, en dien ik eens 'n zoen gegeven heb omdat-i zich dapper toonde tegen de jongens die steenen wierpen op m'n bleek!" En ik... o God! Neen, God blyft er heelemaal buiten. Ik ben lafhartig. Zóó kan ik niet leven! Hy dacht aan zelfmoord. En in deze stemming bracht-i den nacht van donderdag op vrydag door.